ECLI:NL:PHR:2010:BM4106
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Aben
- Rechtspraak.nl
Uitleg begrip 'overbrenging' in art. 26.1 EVOA en de rol van feitelijk leidinggeven in milieurechtelijke overtredingen
In deze zaak gaat het om de uitleg van het begrip 'overbrenging' zoals opgenomen in artikel 26.1 van de Europese Verordening inzake de overbrenging van afvalstoffen (EVOA). De verdachte, die betrokken was bij de activiteiten van verschillende rechtspersonen, werd beschuldigd van het opzettelijk overbrengen van afvalstoffen van België naar Maleisië via Nederland zonder de vereiste kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten. De Hoge Raad oordeelt dat de opvatting dat 'overbrenging' enkel gepland vervoer uitsluit, te beperkt is. De verdachte werd eerder door het gerechtshof te 's-Gravenhage veroordeeld tot een geldboete van € 32.500,00 of 192 dagen hechtenis voor zijn rol als feitelijk leidinggevende bij de verboden gedragingen van de rechtspersonen.
De verdediging voerde aan dat de verdachte niet betrokken was bij de activiteiten van de rechtspersonen in de tenlastegelegde periode en dat zijn vader als feitelijk leidinggever had opgetreden. Het hof verwierp dit verweer en concludeerde dat de verdachte actief betrokken was bij de bedrijfsvoering en de levering van de containers. De Hoge Raad bevestigt dat in cassatie geen ruimte is voor herhaling van feitelijke verweren en dat de bewijsvoering voldoende is om de rol van de verdachte vast te stellen.
De conclusie van de procureur-generaal is dat de bestreden uitspraak moet worden vernietigd, maar enkel voor wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, omdat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep is overschreden. Dit leidt tot een strafvermindering, terwijl het beroep voor het overige wordt verworpen.