ECLI:NL:PHR:2010:BM5078
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Jörg
- Rechtspraak.nl
Vereisten voor de inhoud van de uitspraak op een ontnemingsvordering in het strafrecht
In deze zaak gaat het om de beoordeling van een ontnemingsvordering die door het gerechtshof te 's-Hertogenbosch is bevestigd. De verzoeker was verplicht om een bedrag van € 80.000 aan de Staat te betalen ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De advocaat van de verzoeker, mr. B.P. de Boer, heeft cassatie ingesteld op basis van de klacht dat het hof de inhoud van de wettige bewijsmiddelen niet heeft vermeld waarop de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel is gebaseerd. Dit is in strijd met de vereisten zoals gesteld in artikel 511g, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in verbinding met artikel 415 Sv en artikel 359, derde lid, Sv.
De Hoge Raad oordeelt dat de uitspraak van het hof niet voldoet aan de wettelijke vereisten. Hoewel het hof verwijst naar een proces-verbaal van de politie, is de relevante inhoud van dit proces-verbaal niet opgenomen in de uitspraak. Dit gebrek in de bewijsvoering leidt tot de conclusie dat de beslissing van het hof niet kan standhouden. De Hoge Raad stelt vast dat het hof een 'Aanvulling bewijsmiddelen' heeft opgemaakt, maar deze aanvulling bevat geen bewijsmiddelen die de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel onderbouwen. Het hof heeft enkel een opsomming van de bewijsmiddelen gegeven zonder de relevante inhoud te vermelden.
De conclusie van de Advocaat-Generaal is dat het middel slaagt en dat de bestreden uitspraak dient te worden vernietigd. De zaak wordt terugverwezen naar het gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor een nieuwe behandeling en beslissing op het bestaande beroep. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsvoering in ontnemingszaken en de noodzaak voor rechters om de inhoud van bewijsmiddelen expliciet te vermelden in hun uitspraken.