ECLI:NL:PHR:2010:BM5086

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
6 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/03690
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Vellinga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van het onderzoek in hoger beroep door verzuim in de betekening van de appeldagvaarding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 juli 2010 uitspraak gedaan in het kader van een cassatieprocedure. De verdachte was op 3 juni 2008 door het Gerechtshof te Amsterdam bij verstek veroordeeld. De advocaat van de verdachte, mr. J.M.M. Heilbron, heeft één middel van cassatie voorgesteld. Het middel richtte zich op het feit dat uit de stukken niet bleek dat de appeldagvaarding was verzonden naar het adres dat in de appelakte was vermeld. Dit gebrek in de procedure leidde tot de vraag of het Hof had moeten onderzoeken of er redenen waren om het onderzoek ter zitting te schorsen, zodat de verdachte alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om bij het onderzoek aanwezig te zijn.

De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit een eerder arrest en concludeerde dat het verzuim van het Hof om te onderzoeken of de betekening van de appeldagvaarding correct was uitgevoerd, leidde tot nietigheid van het onderzoek ter zitting in hoger beroep. Dit verzuim had directe gevolgen voor de geldigheid van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat er geen gronden waren om het bestreden arrest te vernietigen, maar dat de conclusie strekte tot vernietiging van de uitspraak en nietigverklaring van de dagvaarding in hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van correcte betekening in het strafproces en de rechten van de verdachte.

Conclusie

Nr. 08/03690
Mr. Vellinga
Zitting: 18 mei 2010
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. Verdachte is op 3 juni 2008 door het Gerechtshof te Amsterdam bij verstek veroordeeld tot straf als in het arrest vermeld.
2. Namens verdachte heeft mr. J.M.M. Heilbron, advocaat te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
3. Nu uit de op voet van art. 434 lid 1 Sv aan de Hoge Raad toegezonden stukken niet blijkt dat een afschrift van de appeldagvaarding is gezonden aan het in de appelakte vermelde adres - van welk adres niet is vastgesteld of uit de gedingstukken blijkt dat dit ten tijde van de betekening van de dagvaarding in hoger beroep reeds achterhaald was - slaagt het middel.(1)
4. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop het bestreden arrest zou dienen te worden vernietigd.
5. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en nietigverklaring van de dagvaarding in hoger beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Vgl. HR 26 november 1996, NJ 1997, 279 en HR 12 maart 2002, LJN AD5163, NJ 2002, 317, m. nt. Sch, rov. 3.38.