ECLI:NL:PHR:2010:BM5086
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Vellinga
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van het onderzoek in hoger beroep door verzuim in de betekening van de appeldagvaarding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 juli 2010 uitspraak gedaan in het kader van een cassatieprocedure. De verdachte was op 3 juni 2008 door het Gerechtshof te Amsterdam bij verstek veroordeeld. De advocaat van de verdachte, mr. J.M.M. Heilbron, heeft één middel van cassatie voorgesteld. Het middel richtte zich op het feit dat uit de stukken niet bleek dat de appeldagvaarding was verzonden naar het adres dat in de appelakte was vermeld. Dit gebrek in de procedure leidde tot de vraag of het Hof had moeten onderzoeken of er redenen waren om het onderzoek ter zitting te schorsen, zodat de verdachte alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om bij het onderzoek aanwezig te zijn.
De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit een eerder arrest en concludeerde dat het verzuim van het Hof om te onderzoeken of de betekening van de appeldagvaarding correct was uitgevoerd, leidde tot nietigheid van het onderzoek ter zitting in hoger beroep. Dit verzuim had directe gevolgen voor de geldigheid van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat er geen gronden waren om het bestreden arrest te vernietigen, maar dat de conclusie strekte tot vernietiging van de uitspraak en nietigverklaring van de dagvaarding in hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van correcte betekening in het strafproces en de rechten van de verdachte.