ECLI:NL:PHR:2010:BM6650
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Fokkens
- Rechtspraak.nl
Herziening van een veroordeling wegens diefstal met behulp van geuridentificatieproef
In deze zaak gaat het om een herzieningsaanvraag van een veroordeling voor diefstal, waarbij de aanvrager, [Aanvrager], in 2006 door het Hof te Arnhem was veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf. De veroordeling was gebaseerd op een geuridentificatieproef, waarbij geurmonsters waren genomen van een stoel die door een van de verdachten was gebruikt. De aanvrager stelt dat de geuridentificatieproef niet op deugdelijke wijze is uitgevoerd en dat er gerede twijfel bestaat aan de betrouwbaarheid van deze proef. De Hoge Raad heeft in eerdere uitspraken aangegeven dat geuridentificatieproeven die tussen september 1997 en maart 2006 zijn uitgevoerd door de geurhondendienst van Noord- en Oost-Gelderland, vaak niet conform het protocol zijn uitgevoerd, wat de betrouwbaarheid van de resultaten in twijfel trekt.
De Hoge Raad oordeelt dat, indien de rechter bekend was geweest met de onregelmatigheden rondom de geuridentificatieproef, het zeer waarschijnlijk is dat de aanvrager niet was veroordeeld. De Hoge Raad concludeert dat de herzieningsaanvraag gegrond is voor het feit dat de aanvrager onder 5 primair is ten laste gelegd, en beveelt de zaak te verwijzen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor hernieuwde behandeling. De aanvraag voor de overige feiten wordt ongegrond verklaard. Dit arrest benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij het gebruik van geuridentificatieproeven als bewijs in strafzaken.