ECLI:NL:PHR:2010:BM6918
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Machielse
- Rechtspraak.nl
Medeplichtigheid bij bedreiging en de vereisten voor bewezenverklaring
In deze zaak gaat het om de medeplichtigheid van de verdachte aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De Hoge Raad behandelt de vraag hoe de tenlastelegging van medeplichtigheid moet worden opgevat in relatie tot de handelingen van de hoofddader. De Hoge Raad stelt dat de tenlastelegging van medeplichtigheid een omschrijving moet bevatten van het aan de dader verweten misdrijf. Dit betekent dat bij de bewezenverklaring en kwalificatie van de medeplichtigheid moet worden uitgegaan van de gedragingen van de dader zoals deze in de tenlastelegging zijn omschreven. Het is niet vereist dat deze omschrijving overeenkomt met de omschrijving van het misdrijf dat aan de dader zelf is tenlastegelegd.
De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de medeplichtigheid aan de bedreiging niet in strijd is met de veroordeling van de dader voor poging tot doodslag. De Hoge Raad oordeelt dat de rechter die de zaak van de medeplichtige behandelt, moet onderzoeken waarvoor de hoofddader is veroordeeld. Dit houdt in dat de tenlastelegging van de medeplichtigheid zelfstandig moet zijn, vooral als de hoofddader niet wordt vervolgd. De Hoge Raad heeft eerder geoordeeld dat een medeplichtige kan worden vervolgd, ook als de dader zelf is vrijgesproken.
In deze zaak is de verdachte veroordeeld door het gerechtshof te Leeuwarden voor medeplichtigheid aan bedreiging. De verdediging heeft aangevoerd dat het hof een onjuiste uitleg heeft gegeven aan het begrip medeplichtigheid en dat de grondslag van de tenlastelegging is verlaten. De Hoge Raad oordeelt echter dat de motivering van het hof niet onbegrijpelijk is en dat de voorgestelde middelen van cassatie falen. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep.