ECLI:NL:PHR:2010:BM7048
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Cassatie na verwijzing inzake de draagkracht van de man en de verwerping van de nalatenschap
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de vrouw tegen de beschikking van het gerechtshof te Amsterdam. De Hoge Raad had eerder op 5 december 2008 een beschikking gegeven waarin de eerdere beslissingen van het gerechtshof te 's-Gravenhage werden vernietigd. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet had vastgesteld dat de man daadwerkelijk over vermogen beschikte en dat er geen onderzoek was gedaan naar zijn feitelijke draagkracht. De zaak werd vervolgens verwezen naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.
Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank voor wat betreft de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden, maar stelde de bijdrage die de man aan de vrouw moest betalen vast op € 760,- per maand vanaf 1 januari 2005 en € 1.000,- per maand vanaf 1 mei 2008. De vrouw stelde echter dat de man feitelijk kon beschikken over de door hem verworpen nalatenschap van zijn vader, wat het hof niet had behandeld. Dit werd door de Hoge Raad als een essentiële stelling beschouwd die niet onbesproken mocht blijven, aangezien dit van belang was voor de bepaling van de draagkracht van de man.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad concludeerde dat het hof de essentiële stelling van de vrouw niet had behandeld, wat leidde tot de conclusie dat het cassatiemiddel slaagde. De conclusie strekt tot vernietiging van de beschikking van het hof en verwijzing voor verdere behandeling.