ECLI:NL:PHR:2010:BM7050
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Huydecoper
- Rechtspraak.nl
Hoge Raad over de vaststelling van partneralimentatie en de toepassing van de 60%-formule
In deze zaak gaat het om een verzoek tot cassatie van de verzoeker, die in een echtscheidingsprocedure door de verweerster werd aangesproken voor partneralimentatie. De partijen, die in mei 2002 met elkaar trouwden en kinderloos bleven, scheidden in februari 2008. Na de echtscheiding heeft de verweerster, ongeveer een week na de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking, een verzoek ingediend voor alimentatie. In eerste aanleg werd dit verzoek afgewezen omdat de rechtbank vond dat de verweerster onvoldoende onderbouwing had gegeven voor haar behoefte aan alimentatie. In hoger beroep werd deze beslissing echter vernietigd door het hof, dat een alimentatiebedrag van € 5.685,- per maand vaststelde, gebaseerd op de financiële posities van beide partijen.
De verzoeker voerde in cassatie aan dat het hof de behoefte van de verweerster onjuist had vastgesteld door een forfaitair percentage van 60% van het netto gezinsinkomen te hanteren, zonder rekening te houden met alle relevante omstandigheden. De Hoge Raad oordeelde dat de behoefte aan alimentatie in redelijkheid moet worden bepaald met inachtneming van alle door partijen aangevoerde relevante omstandigheden. De Hoge Raad concludeerde dat het hof niet voldoende had onderbouwd waarom de 60%-formule werd toegepast en dat de door partijen aangevoerde omstandigheden niet in de beoordeling waren meegenomen. Dit leidde tot de conclusie dat de beslissing van het hof vernietigd moest worden en de zaak naar een ander hof verwezen moest worden voor herbeoordeling.
De Hoge Raad benadrukte dat de behoefte van de alimentatiegerechtigde niet alleen op basis van een percentage van het gezinsinkomen moet worden vastgesteld, maar dat ook concrete gegevens over de kosten van levensonderhoud in de beoordeling moeten worden meegenomen. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor de wijze waarop alimentatiezaken in de toekomst behandeld moeten worden, met een nadruk op een zorgvuldige en onderbouwde beoordeling van de behoeften van de alimentatiegerechtigde.