ECLI:NL:PHR:2010:BM8040

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
14 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/00323
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Vellinga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafrechtelijke motivering en verwerping van cassatieberoep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 september 2010 uitspraak gedaan in het kader van een cassatieberoep. De verdachte was op 12 oktober 2007 door het Gerechtshof te Amsterdam bij verstek veroordeeld. De advocaat van de verdachte, mr. J.M. Lintz, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld. De Hoge Raad heeft de gedingstukken ontvangen, waaronder een faxbericht van de raadsvrouw van de verdachte, waarin zij verzocht om toezending van alle op de zaak betrekking hebbende stukken. Dit faxbericht was gedateerd op 16 augustus 2007 en bevatte informatie over de terechtzitting in hoger beroep.

De Hoge Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de argumenten van het Hof in strijd zijn met artikel 359.6 van het Wetboek van Strafvordering, omdat er geen opgave van redenen is gegeven die specifiek hebben geleid tot de keuze voor een vrijheidsbenemende straf. De conclusie van de Advocaat-Generaal was echter anders, wat de Hoge Raad in zijn overwegingen heeft meegenomen.

De Hoge Raad heeft beide middelen van cassatie verworpen. Het eerste middel faalde omdat de raadsvrouw bekend was met het tijdstip van de behandeling van de zaak in hoger beroep, en het Hof geen aanleiding had om de behandeling aan te houden. De Hoge Raad heeft geen gronden aangetroffen die zouden rechtvaardigen dat de bestreden uitspraak ambtshalve zou moeten worden vernietigd. De conclusie van de Hoge Raad was dat het beroep tot cassatie werd verworpen.

Conclusie

Nr. 09/00323
Mr. Vellinga
Zitting: 8 juni 2010
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. Verdachte is op 12 oktober 2007 door het Gerechtshof te Amsterdam bij verstek veroordeeld tot de straf als in het arrest vermeld.
2. Namens verdachte heeft mr. J.M. Lintz, advocaat te Rotterdam, twee middelen van cassatie voorgesteld.
Het eerste middel
3. Tot de aan de Hoge Raad op voet van art. 434 lid 1 Sv toegezonden gedingstukken behoort een faxbericht van de raadsvrouw van verdachte gericht aan de strafgriffie van het Gerechtshof te Amsterdam, gedateerd 16 augustus 2007, waarin zij zich onder vermelding van datum en tijd van de terechtzitting in hoger beroep, en onder vermelding van onder meer het parketnummer van de onderhavige zaak, als raadsvrouw van de verdachte stelt en daarnaast verzoekt om toezending van alle op de zaak betrekking hebbende stukken. Voorts is op het dubbel van de dagvaarding in hoger beroep aangetekend dat een afschrift aan de raadsvrouw is verstrekt op '12/10'.
4. Gelet op de uit genoemd faxbericht blijkende bekendheid van de raadsvrouw met het tijdstip van de behandeling van de zaak in hoger beroep, behoefde het Hof - anders dan het middel wil - in de afwezigheid van de raadsvrouw ter terechtzitting geen aanleiding te zien de behandeling van de zaak aan te houden teneinde de raadsvrouw in de gelegenheid te stellen alsnog de verdediging te voeren.(1) Dat een afschrift van de dagvaarding kennelijk eerst op de dag van de terechtzitting aan de raadsvrouw is verstrekt doet aan haar uit het schrijven van 16 augustus 2007 blijkende bekendheid met dag en uur van de terechtzitting niet af.
5. Het eerste middel faalt.
Het tweede middel
6. Het tweede middel faalt, gelet op HR 3 juli 2007, LJN BA3128.(2)
7. Beide middelen falen en kunnen worden afgedaan met de in art. 81 RO bedoelde motivering.
8. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Vgl. HR 8 september 1998, NJ 1998, 905 en HR 9 december 2003, LJN AM0201, NJ 2004, 133.
2 Zie ook HR 4 december 2007, LJN BB7122.