ECLI:NL:PHR:2010:BM8040
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Vellinga
- Rechtspraak.nl
Strafrechtelijke motivering en verwerping van cassatieberoep
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 september 2010 uitspraak gedaan in het kader van een cassatieberoep. De verdachte was op 12 oktober 2007 door het Gerechtshof te Amsterdam bij verstek veroordeeld. De advocaat van de verdachte, mr. J.M. Lintz, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld. De Hoge Raad heeft de gedingstukken ontvangen, waaronder een faxbericht van de raadsvrouw van de verdachte, waarin zij verzocht om toezending van alle op de zaak betrekking hebbende stukken. Dit faxbericht was gedateerd op 16 augustus 2007 en bevatte informatie over de terechtzitting in hoger beroep.
De Hoge Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de argumenten van het Hof in strijd zijn met artikel 359.6 van het Wetboek van Strafvordering, omdat er geen opgave van redenen is gegeven die specifiek hebben geleid tot de keuze voor een vrijheidsbenemende straf. De conclusie van de Advocaat-Generaal was echter anders, wat de Hoge Raad in zijn overwegingen heeft meegenomen.
De Hoge Raad heeft beide middelen van cassatie verworpen. Het eerste middel faalde omdat de raadsvrouw bekend was met het tijdstip van de behandeling van de zaak in hoger beroep, en het Hof geen aanleiding had om de behandeling aan te houden. De Hoge Raad heeft geen gronden aangetroffen die zouden rechtvaardigen dat de bestreden uitspraak ambtshalve zou moeten worden vernietigd. De conclusie van de Hoge Raad was dat het beroep tot cassatie werd verworpen.