ECLI:NL:PHR:2010:BM8078
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Vellinga
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen vrijspraak van poging tot oplichting van het Van Gogh Museum
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van het Openbaar Ministerie tegen de vrijspraak van de verdachte door het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het medeplegen van poging tot oplichting van het Van Gogh Museum. Het Hof had op 4 mei 2007 geoordeeld dat het tenlastegelegde oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling niet bewezen kon worden. De verdachte en zijn medeverdachten hadden zich tot medewerkers van het museum gewend met de suggestie dat zij informatie hadden over de locatie van twee eerder gestolen schilderijen van Van Gogh. In ruil voor deze informatie vroegen zij een bedrag van 50.000 euro. Het Hof oordeelde dat, hoewel de gedragingen van de verdachte de schijn van waarheid hadden, er onvoldoende bewijs was voor het opzet op wederrechtelijke bevoordeling. De verdachte had immers de intentie om een ludieke stunt uit te voeren ter promotie van de plaatselijke voetbalvereniging, en niet om financieel voordeel te behalen. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad concludeerde dat het oordeel van het Hof niet getuigde van een onjuiste rechtsopvatting en dat de feiten niet voor verdere toetsing in cassatie in aanmerking kwamen. De conclusie strekt tot verwerping van het beroep.