ECLI:NL:PHR:2010:BM9405
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Kostenveroordeling in strafzaken en de rol van de benadeelde partij
In deze zaak gaat het om de kostenveroordeling van een benadeelde partij (b.p.) in een strafproces. De Hoge Raad heeft op 23 november 2010 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 09/00317. De b.p. had een vordering ingediend ter vergoeding van schade die zij had geleden na een vrijheidsberoving. Het hof verklaarde de b.p. niet-ontvankelijk in haar vordering, omdat niet was aangetoond dat de schade rechtstreeks door het handelen van de verdachte was veroorzaakt. De Hoge Raad oordeelt dat een dergelijke niet-ontvankelijkheid niet automatisch betekent dat de b.p. de proceskosten moet dragen. De beslissing om de verdachte te verwijzen in de kosten van de b.p. vereist nadere motivering. De Hoge Raad benadrukt dat de rechter ambtshalve moet beslissen over de kosten die door de b.p. en de verdachte zijn gemaakt, ook als de b.p. niet in zijn vordering wordt ontvangen. Dit is vastgelegd in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad stelt dat de kostenveroordeling ten laste van de b.p. ook kan plaatsvinden indien deze niet-ontvankelijk wordt verklaard, maar dat de rechter in dat geval moet motiveren waarom deze beslissing is genomen. In deze zaak heeft het hof de kostenveroordeling niet voldoende gemotiveerd, waardoor de Hoge Raad de uitspraak vernietigt voor wat betreft de beslissingen over de vordering van de b.p. en zal de zaak terugverwijzen voor een nieuwe beslissing.