ECLI:NL:PHR:2010:BN2352
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Machielse
- Rechtspraak.nl
Rechtsbijstand en verhoor van verdachte in strafzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 oktober 2010 uitspraak gedaan over de rechtsbijstand van een verdachte tijdens zijn inverzekeringstelling. De verdachte was op 18 april 2007 aangehouden en werd op 20 april 2007 verhoord zonder dat hij voorafgaand aan het verhoor de mogelijkheid had gekregen om een advocaat te raadplegen. De raadsman van de verdachte voerde aan dat de verklaringen van de verdachte onrechtmatig waren verkregen, omdat hij geen bijstand van een raadsman had gehad tijdens zijn inverzekeringstelling. Het Hof verwierp dit verweer en stelde dat er geen rechtsregel bestaat die voorschrijft dat de politie de verdachte pas mag verhoren nadat deze contact heeft gehad met een advocaat. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere rechtspraak en oordeelde dat het Hof blijk had gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door het verweer te verwerpen. De Hoge Raad leidde uit de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) af dat een verdachte recht heeft op rechtsbijstand, maar dat dit niet betekent dat de verdachte recht heeft op de aanwezigheid van een advocaat tijdens het politieverhoor. De Hoge Raad concludeerde dat de verdachte voorafgaand aan het eerste verhoor gewezen moet worden op zijn recht op raadpleging van een advocaat. De conclusie van de Procureur-Generaal was dat het middel gegrond was en dat de zaak moest worden terugverwezen naar het gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling.