ECLI:NL:PHR:2010:BN4241
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Vellinga
- Rechtspraak.nl
Verbeurdverklaring van een auto en de toerekening aan de verdachte
In deze zaak heeft de Hoge Raad zich gebogen over de verbeurdverklaring van een auto die in beslag was genomen. De verdachte was eerder door het Gerechtshof te 's-Gravenhage veroordeeld op 31 oktober 2008. De advocaat van de verdachte, mr. J.S. Nan, heeft cassatie ingesteld en één middel van cassatie voorgesteld. Dit middel betrof de vraag of de auto, die op grond van artikel 33a lid 1, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) verbeurd was verklaard, daadwerkelijk aan de verdachte toebehoorde. De verdachte heeft tijdens de zitting in hoger beroep verklaard dat de auto niet van hem was, maar van zijn vrouw. Dit gegeven was cruciaal voor de beoordeling van de verbeurdverklaring.
Het Hof heeft in zijn uitspraak nagelaten om vast te stellen of de auto inderdaad aan de verdachte toebehoorde of aan een ander. Dit was van belang, omdat indien de auto aan een ander toebehoorde, de voorwaarden van artikel 33a lid 2 Sr een nadere motivering van de oplegging van de straf vereisen. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof de verbeurdverklaring onvoldoende heeft gemotiveerd, gezien de verklaring van de verdachte. Het middel van cassatie slaagt dan ook, en de Hoge Raad heeft ambtshalve geen gronden gevonden om het bestreden arrest te vernietigen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal strekt tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft de straf van verbeurdverklaring. De zaak wordt terugverwezen naar het Hof, of eventueel naar een aangrenzend Hof, om het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen. Het beroep wordt voor het overige verworpen.