ECLI:NL:PHR:2010:BN7734

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
7 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/01067
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Knigge
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de bevoegdheid van het Hof Arnhem en het ontbreken van rechtsbijstand tijdens het politieverhoor

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 december 2010 uitspraak gedaan in het kader van een cassatieprocedure. De verdachte was door het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, veroordeeld tot een geldboete van € 500, subsidiair 10 dagen hechtenis, wegens medeplegen van schuldheling. De zaak is samenhangend met een andere zaak, genummerd 09/01066, en beide zaken zijn op dezelfde dag behandeld.

De verdediging, vertegenwoordigd door de advocaten mrs. B.P. de Boer en A.J. van der Velden, heeft twee middelen van cassatie ingediend. Het eerste middel betrof de klacht dat het Hof Arnhem zich ten onrechte bevoegd heeft verklaard om van de zaak kennis te nemen, dan wel dat het Hof Amsterdam ten onrechte zitting heeft gehouden in Arnhem. De verdediging stelde dat de wettelijke basis voor de aanwijzing van Arnhem als nevenzittingsplaats ontbrak. De Hoge Raad heeft deze klacht verworpen, verwijzend naar een eerdere uitspraak van 7 juli 2009, waarin een vergelijkbare situatie werd behandeld.

Het tweede middel betrof het ontbreken van rechtsbijstand tijdens het politieverhoor, met een beroep op de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak Salduz. De Hoge Raad oordeelde dat deze klacht niet voor het eerst in cassatie kon worden ingediend, en verwierp ook dit middel. De Hoge Raad concludeerde dat er geen gronden waren om de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekte tot verwerping van het beroep.

Conclusie

Nr. 09/01067
Mr. Knigge
Zitting: 14 september 2010
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. Verdachte is door het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, wegens "medeplegen van schuldheling" veroordeeld tot een geldboete van € 500, --, subsidiair 10 dagen hechtenis.
2. Er bestaat samenhang tussen de zaken met de nummers 09/01066 en 09/01067. In beide zaken zal ik vandaag concluderen.
3. Namens verdachte hebben mrs. B.P. de Boer en A.J. van der Velden, advocaten te Amsterdam, twee middelen van cassatie voorgesteld.
4. Het eerste middel bevat de klacht dat het Hof Arnhem zich ten onrechte bevoegd heeft verklaard van de zaak kennis te nemen, dan wel dat het Hof Amsterdam ten onrechte zitting heeft gehouden in Arnhem, aangezien - kort gezegd - de wettelijke basis voor de aanwijzing van Arnhem als nevenzittingsplaats ontbreekt.
5. Gelet op HR 7 juli 2009, LJN BI3413, NJ 2010, 44, m.nt. Borgers - dat is gewezen naar aanleiding van een middel dat in veel opzichten met het onderhavige overeenkomt - faalt het middel.
6. Het tweede middel klaagt, met een beroep op de uitspraak van het EHRM in de zaak Salduz(1), over het ontbreken van rechtsbijstand bij het politieverhoor.
7. Anders dan de steller van het middel meent, kan deze klacht niet met succes voor het eerst in cassatie worden gedaan (HR 30 juni 2009, LJN BH3084, NJ 2009, 351, m.nt. Schalken, rov. 3.2.). Daarom faalt het middel.
8. De middelen kunnen worden afgedaan met de in art. 81 RO bedoelde motivering.
9. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 EHRM 27 november 2008, nr. 36391/02, NJ 2009, 214.