ECLI:NL:PHR:2010:BN8515
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Hofstee
- Rechtspraak.nl
Uitlevering en de behandeling van verzoeken tot sluiting der deuren in het strafrecht
In deze zaak gaat het om de uitlevering van een opgeëiste persoon aan de Verenigde Staten van Amerika. De rechtbank te Amsterdam had de uitlevering toelaatbaar verklaard, maar de verdediging voerde aan dat de behandeling van de zaak in het openbaar in strijd was met artikel 25, eerste lid, van de Uitleveringswet (UW). De raadsman had verzocht om de zitting achter gesloten deuren te laten plaatsvinden ter bescherming van de veiligheid van de opgeëiste persoon. De rechtbank besloot echter de zitting in openbaarheid voort te zetten, wat leidde tot de vraag of de rechtbank hiermee de wettelijke voorschriften had miskend.
De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank geen discretionaire bevoegdheid heeft om een verzoek tot sluiting van de deuren al dan niet te honoreren. Het voorschrift in artikel 25, eerste lid, UW is van wezenlijke betekenis en niet-naleving daarvan kan leiden tot nietigheid van de procedure. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en riep de opgeëiste persoon ter zitting op. De conclusie van de Advocaat-Generaal was dat de rechtbank de argumenten van de verdediging niet op de juiste wijze had gewogen en dat de opgeëiste persoon niet voldoende gelegenheid had gekregen om zijn standpunt te verduidelijken.
Daarnaast werd er in de zaak gediscussieerd over de onschuld van de opgeëiste persoon en de vraag of de rechtbank in het kader van de uitleveringsprocedure kon oordelen over rechtvaardigings- of schulduitsluitingsgronden. De Hoge Raad bevestigde dat de uitleveringsrechter wel kan oordelen over dergelijke gronden, maar dat diepgaand onderzoek niet aan de orde is. De rechtbank had in dit geval echter niet onterecht geoordeeld dat de verdediging de gestelde strafuitsluitingsgrond niet aannemelijk had gemaakt. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekte tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot oproeping van de verzoeker voor een nader te bepalen zitting van de Hoge Raad.