ECLI:NL:PHR:2010:BO1618
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Jörg
- Mr. L. Plas
- Rechtspraak.nl
Profijtontneming en de afwijzing van de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in het kader van huurpenningen
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel door het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De veroordeelde was eerder veroordeeld voor medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, waarbij hij betrokken was bij een hennepkwekerij. Het hof oordeelde dat de huurpenningen die de veroordeelde ontving van zijn huurder, niet als wederrechtelijk verkregen voordeel konden worden aangemerkt. Dit oordeel was gebaseerd op het feit dat de huurovereenkomst was aangegaan voordat de huurder met de hennepkwekerij begon. De veroordeelde had pas later kennis genomen van de criminele activiteiten van de huurder, maar dit veranderde niets aan de grondslag van de huurovereenkomst.
Het hof concludeerde dat er onvoldoende causaal verband bestond tussen de ontvangen huurpenningen en het bewezen verklaarde strafbare feit. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad stelde dat de ontnemingsmaatregel een reparatoir karakter heeft en dat alleen het voordeel dat daadwerkelijk is behaald in de specifieke omstandigheden van het geval kan worden ontnomen. De conclusie was dat de ontvangen huurpenningen niet voortvloeiden uit de strafbare gedraging en daarom niet als wederrechtelijk verkregen voordeel konden worden aangemerkt.
De steller van het cassatiemiddel betoogde dat het hof ten onrechte had geoordeeld dat er geen causaal verband was. Echter, de conclusie van de advocaat-generaal was dat de overwegingen van het hof niet onbegrijpelijk waren en voldoende gemotiveerd. De advocaat-generaal wees op de noodzaak om te voorkomen dat de ontnemingsmaatregel een alternatieve financiële straf zou worden voor partijen die zakelijke overeenkomsten aangaan met iemand die later blijkt te handelen in strijd met de wet. De conclusie van de advocaat-generaal was om het beroep te verwerpen.