ECLI:NL:PHR:2010:BO1806
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Verval van appelinstantie en gevolgen voor eindbeslissingen in civiele procedures
In deze zaak, die voortvloeit uit eerdere arresten van de Hoge Raad, staat de vraag centraal of het verval van de appelinstantie ook de eindbeslissingen in tussenuitspraken teniet doet. De zaak betreft een geschil tussen meerdere eisers en verweerders, waaronder de gemeente Heeze-Leende, over onrechtmatige geluidsoverlast die door de verweerders zou zijn veroorzaakt. De Hoge Raad heeft eerder in 2002 de arresten van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof te Arnhem. In de vervolgprocedure hebben de eisers, na wijziging van eis, een verklaring voor recht gevorderd en schadevergoeding geëist. De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen, waarna de verweerders in hoger beroep zijn gegaan. Het hof heeft de appelinstantie vervallen verklaard, wat heeft geleid tot een nieuwe procedure waarin de eisers opnieuw hun vorderingen hebben ingediend. De Hoge Raad oordeelt dat het verval van de appelinstantie niet de tussentijdse beslissingen in cassatie beïnvloedt, en dat de eindbeslissingen in tussenuitspraken onaangetast blijven. Dit betekent dat de rechtsstrijd na verwijzing zich enkel richt op de omvang van de schade die door de eisers is geleden. De Hoge Raad concludeert dat het hof een onjuiste rechtsopvatting heeft gehanteerd door te stellen dat het gezag van gewijsde van eerdere eindbeslissingen niet meer geldt na het verval van de appelinstantie. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekt tot vernietiging van het arrest van het gerechtshof en bekrachtiging van het vonnis van de rechtbank, zodat de hoofdzaak kan worden voortgezet.