2. In cassatie moet worden uitgegaan van de volgende feiten (door de rechtbank Amsterdam in haar vonnis van 19 september 2007 (rov. 2.1-2.6) en vervolgens door het hof Amsterdam in rov. 3 van zijn in zoverre in cassatie niet bestreden arrest als vaststaand aangemerkt):
i) [Verweerster 2] is eigenaar van perceel [AA 00] gelegen aan de [a-straat 1] in Amsterdam. De akte van levering dateert van 25 januari 1995. Zij heeft het perceel gekocht van haar vader, [verweerder 1].
ii) [Verweerder 1] heeft in 1989 de eigendom verkregen van het perceel met aanduiding [AA 11]. Op 18 juli 1989 werd de akte van levering in de registers ingeschreven.
iii) [Eiser] c.s. zijn eigenaar van het perceel omschreven als [AA 22], dat aan de [a-straat 2] naast dat van [verweerster 2] ligt. [eiser] c.s. hebben de eigendom van het perceel verkregen door middel van inschrijving van de akte van levering in de registers op 15 september 1997.
iv) Gezien vanaf de [a-straat] ligt het perceel van [verweerder 1] achter dat van [verweerster 2] en voor een klein gedeelte achter dat van [eiser] c.s. Het perceel van [verweerder 1] is bereikbaar via een bestrate strook grond die loopt vanaf de [a-straat] langs het perceel van [verweerster 2] en over het perceel van [eiser] c.s. De strook leidt naar een brug over een sloot aan de overkant waarvan het perceel van [verweerder 1] ligt.
v) Op de genoemde strook grond is bij akte van levering van 18 juli 1989 een erfdienstbaarheid van weg (verder ook: erfdienstbaarheid van weg ten behoeve van [verweerder 1]) gevestigd ten behoeve van het perceel dat nu eigendom van [verweerder 1] is. De erfdienstbaarheid is in de akte van levering van 15 september 1997 ten laste van [eiser] c.s. gekomen. De formulering van de erfdienstbaarheid luidt - voor zover relevant - als volgt:
"een erfdienstbaarheid van weg [...] om met een personenauto te komen van en te gaan naar de openbare weg, zijnde de [a-straat] te Amsterdam, zulks op de voor het lijdend erf minst belastbare wijze".
vi) Eveneens opgenomen in de akte van levering van 1997 van het perceel van [eiser] c.s. zijn twee erfdienstbaarheden ten behoeve van het perceel van [verweerster 2] en ten laste van het perceel van [eiser] c.s. De eerste erfdienstbaarheid (verder ook: erfdienstbaarheid van weg ten behoeve van [verweerster 2]) luidt als in de akte van 1955, voor zover relevant:
"Wordende alhier overeengekomen dat een strook grond van het verkochte strekkende langs de [a-straat] en ter diepte van vier meter daaruit gerekend niet zal mogen worden bebouwd, welke verplichting bij deze wordt gevestigd als erfdienstbaarheid ten laste van het in deze verkochte en ten behoeve van het aan verkoper verbleven perceel [...]. "
De tweede erfdienstbaarheid ten behoeve van [verweerster 2] (verder ook: erfdienstbaarheid van niet-bebouwing) wordt als volgt omschreven:
"Ten laste van het verkochte en ten behoeve van voormeld perceel [...] wordt alhier tevens gevestigd de erfdienstbaarheid van weg om met een voertuig speciaal een auto te komen naar en van de openbare weg, thans de [a-straat]."