1 Zie rov. 3.1 van het arrest van de Hoge Raad van 27 april 2007, LJN AZ4567.
2 Voor het procesverloop tot en met het in noot 1 genoemde arrest verwijs ik naar dat arrest. Zie voor de procedure na verwijzing de rov. 1.3-1.6 van het arrest van het hof Amsterdam van 30 december 2008.
3 De cassatiedagvaarding is op 30 maart 2009 uitgebracht.
4 Zie hiervoor de alinea's 2.5-2.13 van mijn conclusie vóór HR 20 december 2002, NJ 2003, 230, thans aangepast aan recente rechtspraak en literatuur, en de alinea's 2.4-2.11 van de conclusie van A-G Keus vóór HR 4 december 2009, LJN BK0855 (RvdW 2009, 1430) met verdere verwijzingen.
5 Uitzondering op deze regel vormt de bevoegdheid van de verwijzingsrechter het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen vragen te stellen over de uitleg van gemeenschapsrecht, waarover de hoogste rechter zich heeft uitgesproken zonder ter zake een prejudiciële beslissing te hebben uitgelokt. Zie HvJ EG 16 januari 1974, NJ 1974, 497, waar de vraag erop neerkwam of het eerder door het Bundesfinanzhof gegeven rechtsoordeel juist was.
6 Zie onder meer: B. Winters, De procedure na cassatie en verwijzing in civiele zaken, diss. EUR 1992; Asser Procesrecht/Veegens-Korthals Altes-Groen (2005), nrs. 176 en 199-201; Asser Procesrecht/Bakels, Hammerstein & Wesseling-van Gent 4 2009, nrs. 253-261 en Hugenholtz/Heemskerk, 2009, nr. 166.
7 De regel lijdt o.m. uitzondering in alimentatiezaken. In dergelijke zaken moet de rechter die na vernietiging en verwijzing de zaak in volle omvang heeft te beoordelen, recht doen op basis van alle op dat moment bestaande relevante omstandigheden (HR 4 december 1998, NJ 1999, 675 m.nt. JBMV) Zie verder Asser Procesrecht/Bakels, Hammerstein & Wesseling-van Gent 4 2009, nr. 257.
8 Vaste rechtspraak. Zie recent HR 19 juni 2009, LJN BH7843 (NJ 2009, 291).
9 Zie de conclusie van A-G Minkenhof vóór HR 18 maart 1966, NJ 1966, 319; Hugenholtz/Heemskerk, 2009, nr. 166 en Asser Procesrecht/Veegens-Korthals Altes-Groen (2005), nrs. 176 en 199.
10 Zie onder meer HR 27 januari 1984, NJ 1984, 546; HR 16 december 1988, NJ 1989, 180 en recent HR 19 juni 2009, LJN BH7843 (NJ 2009, 291). Zie ook: Asser Procesrecht/Veegens-Korthals Altes-Groen (2005), nr. 201 en Asser Procesrecht/Bakels, Hammerstein & Wesseling-van Gent 4 2009, nr. 257.
11 Asser Procesrecht/Bakels, Hammerstein & Wesseling-van Gent 4 2009, nr. 257.
12 Zie HR 27 november 1992, NJ 1993, 287 m.nt. PvS; HR 15 november 2002, NJ 2004, 2 m.nt. DA en recent HR 5 juni 2009, LJN BH5410 (NJ 2009, 257). Zie verder: Asser Procesrecht/Veegens-Korthals Altes-Groen (2005), nr. 199 en Winters, a.w., p. 141-144.
13 Zie Winters, a.w., nr. 2.5.3.
14 Zie Asser Procesrecht/Veegens-Korthals Altes-Groen (2005), nr. 176; Winters, a.w., p. 130-133 en Asser Procesrecht/Bakels, Hammerstein & Wesseling-van Gent 4 2009, nr. 257.
15 Zie de vorige voetnoot.
16 Zie Asser Procesrecht/Bakels, Hammerstein & Wesseling-van Gent 4 2009, nrs. 258 en 259.
17 Zie daarover Burgerlijke Rechtsvordering, Korthals Altes, art. 424, aant. 4.
18 Zie HR 27 november 1981, NJ 1982, 503, m.nt. EAAL/WHH en HR 7 februari 1992, NJ 1992, 810 m.nt. HJS.
19 HR 19 december 1980, NJ 1982, 65; Winters, a.w., p. 117.
20 Zie HR 22 oktober 1999, NJ 1999, 799, rov. 3.2.
21 HR 28 maart 1980, NJ 1980, 489; zie ook Winters, a.w., par. 2.9.
22 HR 28 april 2000, NJ 2000, 582 m.nt. PAS, rov. 3.4; zie ook HR 14 januari 2000, NJ 2000, 307 m.nt. JBMV.
23 Zie Asser Procesrecht/Bakels, Hammerstein & Wesseling-van Gent 4 2009, nr. 261.
24 Zie hierover Asser Procesrecht/Bakels, Hammerstein & Wesseling-van Gent 4 2009, nrs. 152-158.
25 Zie HR 5 januari 1996, NJ 1996, 597 m.nt. HER en HR 1 mei 1998, NJ 1999, 563 m.nt. HJS.
26 Zie HR 16 januari 2004, NJ 2004, 318; HR 7 mei 2004, NJ 2004, 657 en HR 15 september 2006, NJ 2007, 538 m.nt. HJS.
27 Zie over de uitspraak verder: P.A. Fruytier, De leer van de bindende eindbeslissing in dezelfde instantie, in hoger beroep en na verwijzing na HR 25 april 2008, NJ 2008, 553 ([...]/Gemeente Vorst), TCR 2009, nr. 3, p. 93-99; A.J.P. Schild, Terugkomen van (de leer van) de bindende eindbeslissing, MvV 2008, nr. 9, p. 216-224 en C.J. Verduyn, Een nieuwe maatstaf voor heroverweging van bindende eindbeslissingen, TCR 2008, nr. 3, p. 73-78.
28 Voor de volledigheid vermeld ik ten overvloede dat in de vakliteratuur door een aantal auteurs werd (dan wel wordt) verdedigd dat de rechter óók op een eerder door hem gegeven eindbeslissing zou mogen terugkomen als hij nadien van opvatting verandert. Kennelijk hebben zij daarbij beoogd aansluiting te zoeken bij het eindrapport "Uitgebalanceerd" van de Commissie fundamentele herbezinning burgerlijk procesrecht (2006, blz. 188). In zijn recente conclusie vóór de zaak met rolnummer 09/01584 adviseert mijn ambtgenoot Langemeijer de Hoge Raad deze ruime opvatting te verwerpen (alinea's 2.7 en 2.8.). In dat verband verwijst hij naar de Parl. Gesch. op het op 1 juli 2010 inwerkinggetreden art. 1019cc lid 1 Rv. De Regering verwees uitdrukkelijk naar de uitspraak van 25 april 2008, waarin een dergelijk ruime opvatting (ook) niet te lezen valt.
29 Asser Procesrecht/Veegens-Korthals Altes-Groen (2005), nr.176.
30 Zie hierover ook Winters, a.w., p. 123-124.
31 Fruytier, t.a.p., p. 98.
32 Onderdeel 2, dat zelf geen klacht doch uitsluitend een parafrase van de bestreden rechtsoverweging bevat, valt uiteen in een aantal subonderdelen. Daarvan bevatten de onderdelen 2.1 en 2.2 evenmin een klacht. Het gaat derhalve om hetgeen onder 2.2.1 en 2.2.2 is aangevoerd.
33 Zie onder 2.44 van die conclusie "onderdeel 4 faalt mitsdien."
34 Vgl. de laatste zin van rov. 3.17.
35 Zie hierover Asser Procesrecht/Bakels, Hammerstein & Wesseling-van Gent 4 2009, par. 19.4.
36 In haar conclusie vóór het arrest betoogde A-G De Vries Lentsch-Kostense, onder verwijzing naar de opvattingen van Ras in zijn noot onder HR 21 januari 1994, NJ 1994, 519 en Winters, a.w., p. 222 en 223, dat het verwijzingshof, na te hebben beslist op de door de vernietiging door de Hoge Raad van het arrest van het hof (vóór verwijzing) nog openstaande grieven, de zaak overeenkomstig de art. 355 en 356 Rv. aan zich kon houden of kon verwijzen naar de rechter in eerste aanleg.