1 Het hof is blijkens rov. 2 van zijn arrest uitgegaan van de feiten zoals deze door de kantonrechter in rov. 1.1 - 1.6 van diens tussenvonnis van 9 oktober 2007 als vaststaand zijn aangemerkt. Omtrent deze feitenvaststelling bestaat tussen partijen geen geschil. In rov. 3.1.1 - 3.1.7 geeft het hof een samenvatting van het geschil. Met betrekking tot deze samenvatting wordt in cassatie geklaagd over wat er in rov. 3.1.7 omtrent de betaling van de huur wordt overwogen.
2 Het in cassatie bestreden arrest is van 11 augustus 2009. De cassatiedagvaarding is op 11 november 2009 uitgebracht.
3 Zie voor de maatstaven die bij uitleg van een opzegging gelden (waarover in deze zaak overigens niet wordt geklaagd) HR 1 november 2002, NJ 2004, 114, rov. 3.5.
4 Deze zijn o.a. te vinden als prod. 3 en 4 bij de inleidende dagvaarding.
5 Prod. 3 bij de Memorie van Antwoord - een van de stukken die het hof in de onderhavige overweging kennelijk op het oog heeft - is weliswaar gedateerd in februari 2008, maar bevat een relaas van de gebeurtenissen in 2003 - 2004 (vóór de opzegging), waaruit geredelijk kan worden opgemaakt dat [eiser] c.s. wisten van de rol die aan [A] was toebedacht.
6 Kennelijk is bedoeld de pleitnota namens [eiser] c.s. in appel, waar men op de aangehaalde p. 5 inderdaad een zeer beknopt betoog van de bedoelde strekking kan vinden.
7 Bijvoorbeeld al. 26 van de conclusie van A-G Strikwerda voor HR 9 juli 2010, RvdW 2010, 854.
8 HR 16 januari 2009, NJ 2009, 54, rov. 3.7; HR 11 april 2008, NJ 2008, 519, rov. 3.3.4 en 3.4.2; HR 13 juli 2007, RvdW 2007, 699, rov. 3.3.2; Hugenholtz - Heemskerk, Hoofdlijnen van Nederlands Burgerlijk Procesrecht, 2009, nr. 79.
9 Een dergelijke belangenafweging heeft een in uitgesproken mate feitelijk karakter (zie bijvoorbeeld alinea 10 van de conclusie van A - G Hartkamp voor HR 19 oktober 2001, NJ 2002, 144, waarnaar de Hoge Raad in rov. 3 van dit arrest verwijst). Over de bij de belangenafweging toegepaste maatstaven wordt in dit cassatiegeding overigens niet geklaagd.
10 Mij is bijvoorbeeld niet duidelijk wat de in alinea 22 onder b vermelde omstandigheid tot de kennelijk door [eiser] c.s. beoogde slotsom kan bijdragen.
11 Memorie van Grieven, alinea 34 sub c.
12 Memorie van Grieven, alinea 34 sub b.
13 De relevantie van het feit dat [eiser] c.s. hebben aangekondigd dat zij in het geval dat het publiekrechtelijke kader zou veranderen zich op hun positie zouden beraden, ontgaat mij bijvoorbeeld.
14 Als het om huurbescherming gaat leert EHRM19 juni 2006, RvdW 2006, 849 (Hutten-Czapska/Polen) dat een te ver doorgevoerde bescherming van de huurder, in strijd kan zijn met de aanspraken die de verhuurder-eigenaar aan art. 1 van het Eerste Protocol ontleent. Dat sluit vanzelfsprekend niet uit dat die strijd zich ook kan voordoen wanneer de belangen van een huurder vergaand worden veronachtzaamd ten gunste van de verhuurder; maar er dringt zich wel enigszins op dat zich dan tamelijk uitzonderlijke omstandigheden moeten voordoen, die tot disproportionaliteit van de verkregen uitkomst leiden.
15 (Veel) meer informatie over dit leerstuk bij Koeman & Polak c.s., Praktijkboek Bestuursrecht (losbl.), Van Ommeren, hfdst. XIV, nrs. 3.1 - 3.10; Van Wijk-Konijnenbelt-Van Male, Hoofdstukken van bestuursrecht, 2008, p. 432 e.v. (i.h.b. p. 435 - 436).
16 Illustratief lijkt mij in dit verband HR 7 mei 2004, NJ 2005, 23 m.nt. PCEvW, rov. 3.3 en 3.4.
17 In literatuur en rechtspraak vond ik nauwelijks beschouwingen die voor dit onderwerp relevant zijn. Huurrecht (losbl.), Vrolijk, art. 296, aant. 81 merkt - volgens mij met recht - op dat vervreemding (in welke vorm dan ook) niet te rijmen valt met de aan de wet ten grondslag liggende gedachte dat het bij "eigen gebruik" moet gaan om duurzaam persoonlijk gebruik door de verhuurder (of diens naaste verwanten).
18 Bij een geslaagd beroep op deze beëindigingsgrond staat het de rechter niet vrij de belangen van partijen nog tegen elkaar af te wegen (met als weinig aansprekende uitkomst, dat huurbeëindiging ook moet plaatsvinden bij een duidelijk belangenoverwicht aan de kant van de huurder, zie bijvoorbeeld mijn bijdrage in "Mok-aria" (liber amicorum M.R. Mok, 2002), p. 100).