1 In deze soort gevallen komt niet veel terecht van het bepaalde in art. 11 Besluit technische hulpmiddelen strafvordering: "Het technische hulpmiddel voor het opnemen van telecommunicatie neemt slechts de communicatie op die plaatsvindt met gebruikmaking van één of meer nummers van de individuele gebruiker of gebruikers, op wie het bevel tot het opnemen van de communicatie is gericht."
2 Ter zijde wijs ik op HR 16 juni 2009, LJN BH9929, inhoudende dat de machtiging tot binnentreden zich niet bij de stukken behoeft te bevinden. Zoals ten aanzien van de machtiging tot binnentreden in dit arrest is overwogen geldt ook voor de machtiging tot opnemen dat de inhoud daarvan ook op andere wijze kan worden vastgesteld dan aan de hand van de machtiging zelf.
3 Kamerstukken II, 1996-1997, 25 403, nr. 3, p. 39-40 en 80.
4 Art. 126t Sv beperkt het opnemen van gesprekken thans (Wet van 26 november 2009, Stb. 525, in werking getreden 1 april 2010) tot die waaraan een persoon deelneemt ten aanzien van wie uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden voortvloeit dat deze betrokken is bij het in het georganiseerd verband beramen of plegen van misdrijven.
5 Zie het in noot 2 genoemde arrest.
6 Zie bijvoorbeeld HR 14 september 2010, LJN BM8078 (cassatieberoep OM, geen ambtshalve toetsing) tegenover HR 23 november 2010, LJN BM9132 (cassatieberoep OM en verdachte, wel ambtshalve toetsing). Voorts A.J.A. van Dorst, Cassatie in strafzaken, Kluwer 2009, zesde druk, p. 120.
7 Het valt op dat de Advocaat-Generaal ter terechtzitting van het Hof van 23 juli 2008 van oordeel is dat het verzoek tot het uitvoeren van een onderzoek naar het opnemen en bewaren van geheimhoudersgesprekken dient te worden toegewezen en kan worden uitgevoerd door de behandelend officier van justitie.
8 Kamerstukken II 1991-1992, 22 483, nr. 3, p. 29.
9 Zie in dit verband ook hetgeen in de hiervoor onder 14 aangehaalde passage uit de memorie van toelichting op art. 349 lid 3 Sv wordt opgemerkt over de vrijheid van de rechter de noodzakelijke onderzoekshandelingen te kunnen laten verrichten.
10 Kamerstukken II 2005-2006, 30 320, nr. 3, p. 4, 7, 8. Zo ook HR 13 juli 2010, LJN BM0256, rov. 2.5.
11 Zie ook art. 124 Wet RO: Het openbaar ministerie is belast met de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde en met andere bij de wet vastgestelde taken.
12 Zie voor gevallen van een herstelbare niet-ontvankelijkheid ook HR 8 oktober 2002, LJN AE3565, NJ 2003, 65 en HR 16 november 2010, LJN BM4308 waar eveneens niet zo hoge eisen aan niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie worden gesteld als bij de niet-ontvankelijkheid in het kader van art. 359a Sv.
13 HR 30 maart 2004, LJN AM2533, NJ 2004, 376 m.nt. YB, rov. 3.6.5.
14 Overigens dezelfde persoon: proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 17 augustus 2009, arrest Hof p. 2.
15 Dat was de Advocaat-Generaal bij het Hof duidelijk; zie p. 4 van diens ter terechtzitting van 17 augustus 2009 overgelegde, aan het proces-verbaal van die terechtzitting gehechte notitie "Ontvankelijkheid van het OM inzake [verdachte]".
16 Een plicht die zich overigens niet uitstrekt tot de door het Hof gevraagde verkeersgegevens. Zie de tekst van art. 126aa lid 2 Sv, die spreekt van mededelingen door of aan een geheimhouder, niet van - kort gezegd - verkeersgegevens. Zie voorts Kamerstukken II 2009-2010, 30 517, nr. 24, p. 3.
17 Zie voor de omschrijving van "pleitbaar standpunt" HR 8 februari 2005, LJN AR3719.
18 Vgl. art. 315 Sv.
19 Ik wijs hier zijdelings ook nog op de plicht van het openbaar ministerie in het dossier te voegen de stukken die redelijkerwijze van belang kunnen zijn hetzij in voor de verdachte belastende hetzij in voor hem ontlastende zin (vgl. HR 7 mei 1996, LJN AB9820, NJ 1996, 687 m.nt. Schalken).