ECLI:NL:PHR:2011:BP4674

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
15 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/02000
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Civiel recht
Rechters
  • mr. Wuisman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijk ingesteld cassatieberoep onverenigbaar met goede procesorde

In deze zaak betreft het een verzoekster tot cassatie die in een eerdere procedure door de rechtbank is toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Deze regeling werd echter voortijdig beëindigd door de rechtbank op 15 december 2009, omdat de verzoekster haar inlichtingenplicht niet was nagekomen en nieuwe schulden had gemaakt. Het hof te 's-Hertogenbosch bekrachtigde dit vonnis op 10 mei 2010. De verzoekster heeft hiertegen cassatie ingesteld, waarbij het verzoekschrift op 18 mei 2010 bij de Hoge Raad is ingediend.

De beoordeling van het cassatieberoep laat zien dat het beroep voorwaardelijk is ingesteld. Dit houdt in dat het cassatieberoep niet geacht kan worden te zijn ingesteld als de opgevoerde voorwaarde niet vervuld is. De voorwaarde was dat er een proces-verbaal van de hoorzitting bij het hof beschikbaar moest zijn, waaruit de feitelijke grondslag van het cassatiemiddel zou moeten blijken. Echter, in het verzoekschrift werd niet nader gespecificeerd om welke feiten het ging, wat leidde tot onduidelijkheid.

Nadat het proces-verbaal beschikbaar kwam, heeft de verzoekster geen verdere toelichting gegeven over de vervulling van de voorwaarde. Dit was opmerkelijk, aangezien het aan de verzoekster was om aan te geven in hoeverre de voorwaarde vervuld was en in welke mate zij de uitspraak van de feitelijke rechter wilde aanvechten. Gezien het ontbreken van een nadere uitlating van de verzoekster, werd geconcludeerd dat de voorwaarde voor niet vervuld moest worden gehouden.

Daarom heeft de Hoge Raad geconcludeerd dat het cassatieberoep niet inhoudelijk behandeld kan worden, omdat de voorwaarde waaronder het beroep was ingesteld niet is vervuld. Dit leidt tot de beslissing dat het cassatieberoep als niet ingesteld moet worden beschouwd.

Conclusie

Zaaknummer: 10/02000
mr. Wuisman
Parketdatum: 4 februari 2011
CONCLUSIE inzake:
[Verzoekster],
verzoekster tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen.
1. Voorgeschiedenis
1.1 Bij vonnis d.d. 28 oktober 2008 heeft de rechtbank verzoekster tot cassatie tot de wettelijke schuldsaneringsregeling toegelaten. Die regeling heeft de rechtbank bij vonnis d.d. 15 december 2009 voortijdig beëindigd op de gronden dat verzoekster tot cassatie haar inlichtingenplicht niet is nagekomen en zij bovendien nieuwe schulden heeft doen ontstaan. Bij arrest d.d. 10 mei 2010 heeft het hof te 's-Hertogenbosch dit laatste vonnis bekrachtigd. Van dit arrest is verzoekster tot cassatie in cassatie gekomen met een op 18 mei ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen verzoekschrift.
2. Beoordeling van het cassatieberoep
2.1 Blijkens het onder 2 van het verzoekschrift gestelde is het cassatieberoep voorwaardelijk ingesteld. Het verzoekschrift geeft geen aanleiding de voorwaarde anders te verstaan dan dat het beroep geacht moet worden niet te zijn ingesteld, indien de opgevoerde voorwaarde voor niet vervuld moet worden gehouden.
2.2 De voorwaarde bestaat blijkens hetgeen onder 3 van het verzoekschrift wordt opgemerkt, hieruit dat uit het ten tijde van het indienen van het verzoekschrift nog niet beschikbare proces-verbaal van de hoorzitting bij het hof dient te blijken van de feitelijke grondslag, waarvan bij het aangedragen cassatiemiddel wordt uitgegaan. Om welke feiten het gaat, wordt overigens niet nader uit de doeken gedaan. Er bestaat op dit punt onduidelijkheid. Onder 5 van het verzoekschrift wordt het recht voorbehouden om het verzoekschrift aan te vullen of te wijzigen, indien het proces-verbaal daartoe aanleiding geeft.
2.3 Het proces-verbaal is beschikbaar gekomen en bevindt zich in het door verzoekster tot cassatie ingediende procesdossier. Er is van de zijde van verzoekster tot cassatie niet een nadere uitlating gedaan naar aanleiding van het proces-verbaal. Er is dus niet nader aangegeven of dan wel in hoeverre volgens verzoekster tot cassatie de voorwaarde waaronder het cassatieberoep is ingesteld, voor vervuld kan worden gehouden en dus het voorgedragen cassatiemiddel voor behandeling in aanmerking komt. Dit had in redelijkheid van (de raadsman van) verzoekster tot cassatie mogen worden verwacht. Dit reeds omdat het al in het algemeen aan degene, die van een uitspraak van de feitelijke rechter in cassatie wil komen, is om te bepalen in welke mate hij die uitspraak in cassatie wil aanvechten. Daar komt in casu nog bij dat het recht was voorbehouden om het verzoekschrift in cassatie aan te vullen of te wijzigen na het beschikbaar komen van het proces-verbaal van de hoorzitting bij het hof en juist in het niet beschikbaar zijn van dat proces-verbaal ten tijde van het indienen van het verzoekschrift aanleiding was gevonden om aan het instellen van het beroep een voorwaarde te verbinden, waarvan de reikwijdte vanwege het ontbreken van het proces-verbaal niet exact was aan te geven.
2.4 Onder voormelde omstandigheden moet de voorwaarde waaronder het cassatieberoep is ingesteld, voor niet vervuld worden gehouden, zodat het cassatieberoep opgevat moet worden als niet te zijn ingesteld.
3. Conclusie
Geconcludeerd wordt tot het niet inhoudelijk behandelen van het cassatieberoep, nu de voorwaarde waaronder het cassatieberoep is ingesteld niet in vervulling is gegaan.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden