ECLI:NL:PHR:2011:BP6052

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
12 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/04383
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Vellinga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid Hoge Raad bij schriftuur benadeelde partij zonder schriftuur verdachte

In deze zaak heeft de verdachte beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, gedateerd 22 oktober 2009. De verdachte heeft echter geen schriftuur ingediend met middelen van cassatie, waardoor de Hoge Raad niet bevoegd is om de zaak te beoordelen. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door mr. G.L.D. Thomas, heeft wel een schriftuur ingediend, maar de Hoge Raad kan deze niet in behandeling nemen omdat de verdachte niet in zijn beroep kan worden ontvangen. Dit is in lijn met artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat voorschrijft dat de verdachte binnen een bepaalde termijn een schriftuur moet indienen. Aangezien dit niet is gebeurd, is de Hoge Raad van mening dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn cassatieberoep.

De conclusie van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden is dat de ingediende schriftuur van de benadeelde partij onbesproken moet blijven. De wet voorziet niet in een regeling voor het instellen van beroep in cassatie door de benadeelde partij in gevallen waarin de vordering door de rechter in hoger beroep is afgewezen en er geen cassatieberoep is ingesteld door de verdachte of het Openbaar Ministerie. Dit betekent dat de Hoge Raad niet bevoegd is om de schriftuur van de benadeelde partij te beoordelen, zoals eerder is vastgesteld in HR 2003:AF4207. De zaak benadrukt de noodzaak voor verdachten om tijdig en correct te reageren op juridische procedures, om zo hun recht op beroep te waarborgen.

Conclusie

Nr. 09/04383
Mr. Vellinga
Zitting: 15 februari 2011
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het Gerechtshof te Amsterdam d.d. 22 oktober 2009.
2. Namens verdachte is geen schriftuur houdende middelen van cassatie ingediend.
3. Namens de benadeelde partij H. Prithipal, heeft mr. G.L.D. Thomas, advocaat te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
4. Nu verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
5. Nu de verdachte niet in zijn beroep in cassatie kan worden ontvangen, is de Hoge Raad niet bevoegd tot de beoordeling van de op de voet van art. 437, derde lid, Sv ingediende schriftuur van de benadeelde partij.(1)
De door de benadeelde partij ingediende schriftuur dient derhalve onbesproken te blijven.
6. Deze conclusie strekt ertoe dat verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Zie HR 4 januari 2011, LJN BO4496 (niet gepubliceerd), HR 7 juli 2009, LJN BH9031 en HR 25 maart 2003, LJN AF4207, NJ 2003, 329.