ECLI:NL:PHR:2011:BP6458

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
19 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/02962 E
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Knigge
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van arrest wegens onvoldoende bewijs van daderschap en vergunning voor taxivervoer

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte was eerder door het Hof veroordeeld voor het verrichten van taxivervoer zonder de vereiste vergunning op 22 mei 2007 in Amsterdam. De verdachte had een geldboete van € 1.000,- opgelegd gekregen, waarvan € 750,- voorwaardelijk, en er was een verbeurdverklaring van € 8,- uitgesproken. De verdediging stelde cassatie in en voerde aan dat de bewezenverklaring niet voldoende was gemotiveerd. De Hoge Raad oordeelde dat uit de bewijsmiddelen niet kon worden afgeleid dat de verdachte daadwerkelijk het taxivervoer had verricht. Hoewel de verdachte erkende dat hij de auto bestuurde en personen vervoerde, was er onvoldoende bewijs dat hij de snorder was die het taxivervoer zonder vergunning uitvoerde. De Hoge Raad concludeerde dat het middel van cassatie slaagde, omdat de bewezenverklaring niet steunde op de gebezigde bewijsmiddelen. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekte tot vernietiging van het bestreden arrest, en de Hoge Raad heeft dit oordeel overgenomen.

Conclusie

Nr. 09/02962
Mr. Knigge
Zitting: 22 februari 2011
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. Het Gerechtshof Amsterdam heeft verdachte bij arrest van 9 juni 2009 wegens "Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 4 van de Wet personenvervoer 2000" veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,-, waarvan € 750,- voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft het Hof een geldbedrag van € 8,- verbeurd verklaard en heeft het Hof de teruggave aan verdachte gelast van een inbeslaggenomen geldbedrag van € 207,07.
2. Tegen deze uitspraak is namens verdachte cassatieberoep ingesteld.
3. Namens verdachte hebben mrs. J. Kuijper en M. Mulder, advocaten te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
4. Het middel klaagt over de motivering van de bewezenverklaring.
5. Ten laste van verdachte is bewezenverklaard dat hij:
"op 22 mei 2007 te Amsterdam op voor het openbaar verkeer openstaande wegen, met een auto voorzien van het kenteken [AA-00-BB] taxivervoer heeft verricht en aangeboden zonder een daartoe verleende vergunning."
6. Uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verschillende personen op 22 mei 2007 in Amsterdam door een personenauto, te weten een blauwe Suzuki Swift, zijn vervoerd en dat die personen voor dat vervoer een bedrag van € 2,50 hebben betaald. Het middel betoogt terecht dat uit de gebezigde bewijsmiddelen echter niet kan worden afgeleid dat verdachte degene was die op 22 mei 2007 dat taxivervoer heeft verricht. De bewezenverklaring vindt ten aanzien van het daderschap van verdachte dus geen steun in de gebezigde bewijsmiddelen. Het middel slaagt dan ook, ondanks het feit dat de verdachte ter zitting in hoger beroep heeft erkend dat hij op 22 mei 2007 de in de bewezenverklaring genoemde auto heeft bestuurd en dat hij daarin personen heeft vervoerd.
7. Het middel klaagt ook nog dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat het taxivervoer is verricht zonder een (voor het verrichten van taxivervoer verleende) vergunning. (1) Of het Hof uit de uit de bewijsmiddelen blijkende gang van zaken, in combinatie met de voor het bewijs gebezigde verklaringen van getuigen dat zij door een "snorder" waren vervoerd, heeft kunnen afleiden dat het vervoer zonder vergunning plaatsvond, is een vraag die - gelet op de onder punt 6 bereikte conclusie - geen beantwoording behoeft.(2)
8. Het middel slaagt.
9. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
10. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG
1 Het bewezenverklaarde "zonder een daartoe verleende vergunning" is een bestanddeel van art. 4 van de Wet personenvervoer 2000. Lid 3 van die bepaling luidt: "Het is verboden taxivervoer te verrichten zonder een daartoe verleende vergunning."
2 Door of namens de verdachte is niet betwist dat zonder vergunning werd gereden. Verdachte heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij in de buurt is gaan rijden om op die manier met mensen in contact te komen. Hij zou de mensen die hij vervoerde nooit om geld hebben gevraagd; de mensen betaalden gewoon, aldus de verdachte. In aanvulling hierop heeft de raadsvrouw van verdachte ter zitting in hoger beroep nog aangevoerd dat verdachte "niet de intentie [had] om taxivervoer te verrichten zonder vergunning".