ECLI:NL:PHR:2011:BP9867
Parket bij de Hoge Raad
- M.J. de Vries Lentsch-Kostense
- Rechtspraak.nl
Toepassing van oud recht op wettelijke rente over buitengerechtelijke kosten na onrechtmatige daad
In deze zaak gaat het om de vraag of het oude of nieuwe recht van toepassing is op de wettelijke rente over buitengerechtelijke kosten die zijn gemaakt na een onrechtmatige daad die vóór 1 januari 1992 heeft plaatsgevonden. De Hoge Raad oordeelt dat, op basis van de Overgangswet, het oude recht van toepassing blijft op de schade die voortvloeit uit dezelfde gebeurtenis als de eerdere schade. De zaak betreft een verkeersongeluk op 23 november 1991, waarbij de aansprakelijkheidsverzekeraar van de eiser de aansprakelijkheid heeft erkend en voorschotten heeft betaald aan de benadeelde partij, de verweerster. De verweerster heeft de eiser gedagvaard voor schadevergoeding, inclusief buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen geoordeeld dat het oude recht van toepassing is, maar het hof heeft in zijn eindarrest van 24 maart 2009 geoordeeld dat de wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten moet worden berekend volgens het nieuwe recht, ex artikel 6:119 BW, vanaf 2 februari 1992. Dit oordeel is door de eiser in cassatie bestreden, met de stelling dat de wettelijke rente naar oud recht enkelvoudig moet worden berekend. De Hoge Raad concludeert dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten moet worden berekend volgens het nieuwe recht. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en bepaalt dat de wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten verschuldigd is naar het oude recht, met ingang van 2 februari 1992.