1 Het hof heeft in zijn thans bestreden beschikking geen feiten vastgesteld. Zie ik het goed, dan hebben partijen geen grieven gericht tegen de feiten die de rechtbank in haar beschikking van 6 juli 2009 onder 2.1-2.3 aan haar beoordeling ten grondslag heeft gelegd. Voor een goed begrip waar deze zaak materieel om draait, vermeld ik de onder 2.1 en 2.2 van laatstgenoemde beschikking genoemde feiten.
2 Zie rov. 2.4 van de beschikking van de rechtbank.
3 Zie voor een omschrijving van de stellingen van [verweerder] de beschikking van de rechtbank onder 2.4.
4 Het cassatieverzoekschrift is op 7 september 2010 ter griffie van de Hoge Raad ingekomen.
5 Parl. Gesch. Burg. Procesrecht, Van Mierlo/Bart, p. 1-73.
6 Parl. Gesch. Burg. Procesrecht, Van Mierlo/Bart, p. 17.
7 Burgerlijke Rechtsvordering, Boek 1, titel 3, aant. 11a.
8 Van Mierlo 2010 (T&C Rv.), art. 271, aant. 3 en art. 290, aant. 2c.
9 Zie ook Asser Procesrecht/Bakels, Hammerstein & Wesseling-van Gent 4 2009, nr. 242.
10 Zie ook Van Mierlo 2010 (T&C Rv.), art. 286, aant. 2b.
11 Zie ook Hugenholtz/Heemskerk, Hoofdlijnen van Nederlands Burgerlijk Procesrecht (2009), nr. 91.
12 Zie de in cassatie niet bestreden rov. 3.9.
13 Uit het nader ter griffie van de Hoge Raad ingekomen proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 20 april 2009 blijkt dat de rechtbank een nadere termijn aan partijen heeft gegeven om op stukken te reageren, waarna "de rechtbank een beschikking zal geven." Uit ambtshalve onderzoek blijkt dat de beschikking uitsluitend naar de advocaat van [verweerder] is gezonden.
14 Herhaald in HR 10 juni 2005, LJN AT1097 (NJ 2005, 372) en HR 31 maart 2006, LJN AV3387 (NJ 2006, 232).
15 Zie HR 24 maart 1995, LJN ZC1683 (NJ 1998, 414), rov. 3.4.4 en 3.4.5 en HR 6 oktober 2006, LJN AX8295 (NJ 2010, 184), rov. 3.3.3.
16 Zie bijv. HvJ EG 21 november 2002 (Cofidis), zaak C-473/00 (NJ 2003, 703 m.nt. MRM) en HvJ EU 24 maart 2009, zaak C-4455/06 (Danske Slagterier).
17 Zie de noot van Van Eijsden onder HvJ EU 29 oktober 2009 (Pontin-Comalux), zaak C-63/08, FED 2010, 47 onder 6.
18 Zie de nadien genomen akte, par. 1.
19 K. Lenaerts en D. Arts, Europees procesrecht, 2003, nrs. 93 en 95.
20 Vaste rechtspraak. Zie HvJ EU 29 oktober 2009, zaak C-63/08 (Pontin-Comalux), LJN BK2572 (NJ 2010, 182), onder 43 en de uitspraken die worden genoemd in noot 332 van het in de vorige noot genoemde boek van Lenaerts en Arts. Zie over het beginsel ook B.J. Kiekebeld en J.A.R. van Eijsden, Nederlands belastingrecht in Europees perspectief, 2009, p. 201 e.v. Recent heeft de Hoge Raad in een aantal arresten die op dezelfde dag zijn gewezen, bevestigd dat de toepassing van nationaal procesrecht geen afbreuk mag doen aan het nuttig effect van de EEX-Verordening. Zie (onder meer) HR 18 maart 2011, LJN BP1765, rov. 3.2.2.
21 HvJ EU 16 juli 2009, zaak C-69/08 (Visciano), LJN BJ3751 (NJ 2009, 513 m.nt. M.R. Mok).
22 HvJ EU 16 december 1976, zaak C-33/76 (Rewe) en HvJ EU 16 december 1976, zaak C-45/76 (Comet).
23 HvJ EU 26 mei 2005, zaak C-77/04, LJN AY9784 (NJ 2006, 514 m.nt. Vlas).
24 Zie voor het EEX-Verdrag HvJ 15 mei 1990, zaak 365/88, LJN AC4163 (NJ 1991, 557 m.nt. JCS) en HvJ EU 26 mei 2005, zaak C-77/04, LJN AY9784 (NJ 2006, 514 m.nt. Vlas). Aangenomen kan worden dat hetzelfde geldt voor de EEX-Vo, zie overweging 4 van de considerans van de EEX-Vo: de verordening gaat niet verder dan hetgeen nodig is voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Gemeenschap, zie Burgerlijke Rechtsvordering, Vlas, Verdragen & Verordeningen, EEX-Verordering, art. 6, aant. 3 en de in noot 1 genoemde vindplaatsen.