ECLI:NL:PHR:2011:BQ6584
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Machielse
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van hoger beroep in strafzaken
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de ontvankelijkheid van het hoger beroep van de verdachte, die in eerste aanleg door de politierechter is veroordeeld tot vijf weken gevangenisstraf voor diefstal door twee of meer personen, waarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf is verkregen door middel van braak en inklimming. De politierechter heeft het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard voor feit 2. De verdachte heeft op 5 augustus 2008 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 3 januari 2006, maar het hof heeft vastgesteld dat de verdachte geen bezwaren heeft geuit tegen het niet-ontvankelijk verklaren van het openbaar ministerie voor feit 2. Tijdens de zitting op 1 oktober 2009 is de verdachte niet verschenen, maar was hij vertegenwoordigd door een gemachtigde raadsvrouw. De raadsvrouw heeft aangegeven geen belang te hebben bij de behandeling van feit 2 in hoger beroep, wat het hof heeft meegenomen in zijn beslissing.
Het hof heeft de omvang van het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk kan worden verklaard voor het beroep tegen feit 2, omdat er geen bezwaren zijn geuit. De verdediging heeft zich beperkt tot het aanvechten van de bewezenverklaring van feit 1 en de opgelegde straf. De Hoge Raad heeft in zijn arrest bevestigd dat de beslissing van het hof om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren voor feit 2 terecht was, maar heeft ook opgemerkt dat het hof ten onrechte artikel 416 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering heeft toegepast, aangezien dit artikel niet van toepassing is op zaken waarin het vonnis in eerste aanleg voor de inwerkingtreding is gewezen. Desondanks heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de klacht over de toepassing van dit artikel niet tot cassatie leidt, en heeft de conclusie van de Procureur-Generaal om het middel te verwerpen, ondersteund.