ECLI:NL:PHR:2011:BQ6692
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Silvis
- Rechtspraak.nl
Oordeel over ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel in mensenhandelzaak
In deze zaak gaat het om de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in het kader van een mensenhandelzaak. De veroordeelde heeft gedurende de bewezen verklaarde periode het Persoonsgebonden Budget (PGB) van een slachtoffer geïncasseerd. Het gerechtshof heeft geoordeeld dat de veroordeelde dit bedrag ten onrechte heeft ontvangen, aangezien hij zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel door misbruik te maken van zijn positie als hulpverlener en de kwetsbare positie van het slachtoffer. De verdediging stelde dat het ontvangen bedrag geen voordeel uit mensenhandel was, maar een vergoeding voor verleende zorg. Het hof verwierp dit standpunt en oordeelde dat de veroordeelde opzettelijk financieel profiteerde van de kwetsbare positie van het slachtoffer.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad concludeert dat de redelijke termijn in cassatie is overschreden, maar dat dit niet leidt tot cassatie. Het cassatieberoep is ingesteld op 9 oktober 2009, terwijl de stukken pas op 27 mei 2010 bij de Hoge Raad zijn binnengekomen. De overschrijding van de redelijke termijn kan worden gecompenseerd in de hoofdzaak, waardoor in deze ontnemingszaak kan worden volstaan met de vaststelling van de overschrijding.
De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep, aangezien er geen gronden zijn aangetroffen die de Hoge Raad zouden moeten aanzetten tot ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. De zaak illustreert de complexiteit van ontnemingszaken in het kader van mensenhandel en de noodzaak om de redelijke termijn in acht te nemen in het strafproces.