Nr. 10/03309
Mr. Silvis
Zitting 21 juni 2011
1. Verdachte is bij arrest van 8 maart 2010 door het gerechtshof te Arnhem wegens 1. primair "Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd" en 2. "Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met een bijzondere voorwaarde, en tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 60 uur, subsidiair 30 dagen hechtenis. Het hof heeft voorts de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen zoals in het arrest weergegeven.
2. Namens verdachte hebben mrs. J. Kuijper en M. Mulder, beiden advocaat te Amsterdam, een middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel klaagt dat het hof ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde het plegen van ontucht bewezen heeft verklaard, terwijl de daartoe gebezigde bewijsmiddelen niet redengevend zijn, althans dat het hof het verweer dat het ontuchtige karakter aan de bewezenverklaarde handelingen ontbreekt heeft verworpen op gronden die deze verwerping niet kunnen dragen, althans dat het hof zijn oordeel dat de bewezenverklaarde handelingen ontuchtig zijn onvoldoende met redenen heeft omkleed.
4. Het hof heeft ten laste van verdachte onder 1. primair bewezenverklaard dat:
"hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2006 tot en met 30 september 2006 te Wapenveld, gemeente Heerde, telkens met [slachtoffer], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen aanraken van de borsten."
5. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een in wettelijke vorm door [verbalisant 1], hoofdagent van politie, en [verbalisant 2], brigadier van politie, beiden gecertificeerd zedenrechercheur, opgemaakt procesverbaal, genummerd PL0618/07-323004, gesloten en getekend op 1 augustus 2007 te Heerde, als bijlage (p.26-32) gevoegd bij het stamproces-verbaal, inhoudende de aangifte van [slachtoffer], geboren [geboortedatum] 1992, -zakelijk weergegeven-:
Ik doe aangifte tegen [verdachte]. Net na de winter van 2006 (het hof begrijpt: 2005/2006) zijn we naar een [A] camping in [plaats] verhuisd. In het begin kwam [verdachte] daar naartoe op maandagavond en later kwam hij elke dag. [Verdachte] kwam altijd 's avonds. Op een gegeven moment vroeg [verdachte] of ik een stukje mee ging lopen naar het bos. En zo ging dat toen steeds. De eerste keer gingen we een beetje in het bos wandelen.
Op een keer vroeg [verdachte] of ik meeging naar de koeien. Toen ging ik met [verdachte] mee het bos in. Toen ging [verdachte] aan mij zitten. [Verdachte] pakte gewoon eerst met zijn armen om mij heen, zo ging dat de eerste dagen en daarna begon hij mij helemaal vast te pakken. Hij ging dan achter me staan en sloeg van achter twee armen om mij heen, bij mijn borsten. De handen van [verdachte] kwamen samen aan de voorkant van mijn lichaam bij mijn borsten. [Verdachte] had zijn handen over elkaar heen en daarbij lag de hand tegen mijn borsten aan. Ik heb wel een keer tegen [verdachte] gezegd: 'Los, dit wil ik niet'. Maar hij heeft een dikke plaat voor zijn kop en dus heeft dat niet geholpen.
Het vastpakken is eerst een keer of twee per week geweest en later werd het meer. [Verdachte] stuurde mij allemaal sms'jes. In de sms'jes stond voornamelijk 'Ik mis je' en met kusjes erachter, van die xxx. Ik kreeg een paar keer in de week sms'jes van [verdachte], of hij langs kon komen en dan ook af en toe een keer zo'n sms'je van lik mis je en xxx'. Nadat mijn moeder ruzie had gehad met [verdachte], ergens in november 2006, is [verdachte] niet meer bij ons op de camping geweest.
2. Een in wettelijke vorm door [verbalisant 4] en [verbalisant 1], beiden hoofdagent van politie en tevens gecertificeerd zedenrechercheur, opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0612/07-323004, gesloten en getekend op 12 februari 2008 te Heerde, als bijlage (p.35-41) gevoegd bij het stamproces-verbaal, inhoudende de verklaring van [betrokkene 1] -zakelijk weergegeven-:
[Slachtoffer] heeft verteld dat [verdachte] [slachtoffer] continu meenam het bos in. Wij hadden een caravan op een boerencamping in [plaats]. [Slachtoffer] vertelde dat [verdachte] altijd zijn armen om haar heen sloeg, achter haar, en dat zij dan er niet achter weg kon komen. [Verdachte] deed zijn armen over haar borsten. Het is allemaal gebeurd in de periode juni 2006 tot en met 22 september 2006. [Verdachte] nam haar altijd mee. En maar sms'en. Hij schreef dan: 'ik mis je xxx'. Ik heb meerdere keren gezegd: 'dit kan niet, ik wil dit niet hebben, mijn dochter is 14.'
3. Een in wettelijke vorm door [verbalisant 5] en [verbalisant 1], beiden hoofdagent van politie en tevens gecertificeerd zedenrechercheur, opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0610/07-323004, gesloten en getekend op 27 februari 2008 te Heerde, als bijlage (p.46-52) gevoegd bij het stamproces-verbaal, inhoudende de verklaring van [betrokkene 3] -zakelijk weergegeven-:
[Verdachte] is mijn ex-man. Ik heb een keer een sms gelezen en toen dacht ik wel: 'zo ga je als een 35, 36 jarige man niet om met een 13 jarig meisje'. Ik las die sms in 2006, dat zal in september 2006 zijn geweest. In die sms stond: 'ik hou van jou en ik wil je nooit meer kwijt'. Ik zag dat [verdachte] dat aan [slachtoffer] had verzonden. Ik heb [verdachte] hiermee geconfronteerd en hij gaf toe dat hij dat had gedaan en dat het niet normaal was.
4. Een in wettelijke vorm door [verbalisant 6], opperwachtmeester van politie, en [verbalisant 7], hoofdagent van politie en tevens gecertificeerd zedenrechercheur, opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0612/07-323004, gesloten en getekend op 17 juni 2008 te Harderwijk, als bijlage (p. 12-17) gevoegd bij het stamproces-verbaal, inhoudende de verklaring van verdachte -zakelijk weergegeven-:
Ik belde en sms'te met [slachtoffer]. Ik stuurde [slachtoffer] sms'jes onder andere: IHVJ. Daar bedoelde ik mee 'ik hou van je'. Mijn ex-vrouw kwam daarachter en ik heb daar met haar over gesproken.
5. Een in wettelijke vorm door [verbalisant 6], opperwachtmeester van politie, en [verbalisant 7], hoofdagent van politie en tevens gecertificeerd zedenrechercheur. Opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0612/07-323004, gesloten en getekend op 17 juni 2008 te Harderwijk, als bijlage (p.65-67) gevoegd bij het stamproces-verbaal, inhoudende de verklaring van verdachte -zakelijk weergegeven-:
Ik bezocht het gezin [van slachtoffer 1] drie á vier keer in de week. Ze zijn naar een camping in [plaats] verhuisd. We gingen regelmatig een eindje lopen. Ik ging altijd met [slachtoffer] lopen. Ik sloeg wel eens mijn arm om [slachtoffer] heen. Ik sms'te vaak met [slachtoffer]. Ik heb wel eens tegen [slachtoffer] gezegd dat als ik twintig jaar jonger zou zijn dat ik wel wat met haar zou willen hebben. [Slachtoffer] was destijds 13 jaar oud. Tijdens deze wandelingen liepen we wel eens hand in hand. Ik pakte haar wel eens van achteren om haar middel heen. Het kan zijn dat ik haar wel eens bij haar borsten heb geraakt. [Slachtoffer] had grote borsten voor haar leeftijd.
6. Het is een feit van algemene bekendheid dat Wapenveld behoort tot de gemeente Heerde."
6. Het hof heeft voorts in zijn arrest ten aanzien van het verweer, dat de handelingen zoals bewezenverklaard onder 1 primair niet aan te merken zijn als ontuchtig, nog het volgende overwogen en beslist:
"Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat op grond van de bewijsmiddelen weliswaar bewezen kan worden geacht dat hij de borsten van aangeefster heeft aangeraakt, maar dat deze handeling niet is aan te merken als ontuchtig. Er was bij verdachte geen sprake van een seksuele intentie. Verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde, aldus de raadsman.
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
In het bijzonder wordt het volgende overwogen.
Artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht beoogt personen beneden de leeftijd van 16 jaar zo doeltreffend mogelijk te beschermen. Het uitgangspunt van de strafrechtelijke bepaling is dat seksuele handelingen met een persoon die de leeftijd van 16 jaar nog niet bereikt heeft, ontucht opleveren.
Het hof acht bewezen dat verdachte de borsten van [slachtoffer] meermalen heeft aangeraakt. De beantwoording van de vraag of deze handeling als seksuele handeling, en dus als ontuchtig moet worden aangemerkt, is volgens het hof afhankelijk van de omstandigheden waaronder de handeling is verricht. Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte veel aandacht besteedde aan [slachtoffer]. Hij kwam vaak langs om met [slachtoffer] op pad te gaan en tijdens de uitstapjes sloeg verdachte herhaaldelijk zijn armen om haar heen, waarbij hij de borsten van [slachtoffer] aanraakte. Ook stuurde verdachte sms-berichten, onder andere met de tekst 'ik hou van je'. Gelet hierop had het aanraken van de borsten volgens het hof in objectieve zin een seksuele strekking, en waren het daarom ontuchtige handelingen. Het verweer wordt verworpen."
7. Aldus heeft het hof geoordeeld dat in de omstandigheden van dit geval de bewezenverklaarde aanrakingen van de borsten van [slachtoffer] als ontuchtige handelingen moeten worden beschouwd. Dit oordeel geeft geen blijk van een verkeerde rechtsopvatting en is, gelet op de aard van de handelingen, namelijk het aanraken van de borsten van [slachtoffer] met de armen en/of handen, die meer betekenis hebben dan toevallige gebeurtenissen zijn in een neutrale fysieke context, zoals blijkt uit de teksten van de door verdachte aan [slachtoffer] verzonden sms-berichten en de door hemzelf als 'niet normaal' omschreven woordelijke toenaderingen, voorts de omstandigheid dat verdachte de omhelzingen slechts deed als hij met [slachtoffer] alleen was en hij er voor zorgde dat dit regelmatig het geval was door haar mee naar het bos of de koeien te nemen, en het feit dat [slachtoffer] 13 à 14 jaar was (geb. [geboortedatum]-1992) en verdachte zo'n 21 jaar ouder, niet onbegrijpelijk.(1)
8. De grief in de toelichting op het middel inhoudende dat uit de bewijsmiddelen, gelet op de verschijningsvorm van de aan verdachte verweten handelingen, niet ondubbelzinnig kan worden afgeleid dat deze handelingen een seksuele strekking hadden, miskent dat 's hofs oordeel dienaangaande, zoals ik hierboven reeds aangaf, niet onbegrijpelijk is. Voor het overige stuit de grief af op de gulden cassatieregel dat de selectie en waardering van het bewijs is voorbehouden aan de feitenrechter, en dat deze in het algemeen niet gehouden is zijn beslissing hieromtrent nader te motiveren.
9. Het middel faalt derhalve.
10. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.
11. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
1 Vgl. HR 13 januari 1987, LJN: AC2833, NJ 1987/907; vgl. ook HR 9 januari 1968, LJN AB4211, NJ 1969, 24.