ECLI:NL:PHR:2011:BR2104
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Jörg
- Rechtspraak.nl
Bewijsklacht en witwassen in strafrechtelijke context
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van een verdachte die door het gerechtshof te Amsterdam is veroordeeld tot vijf maanden gevangenisstraf wegens bezit van 192 gram cocaïne en witwassen van een geldbedrag. De verdachte heeft twee middelen van cassatie ingediend, waarbij het eerste middel betrekking heeft op de overschrijding van de inzendtermijn. Dit middel is gegrond indien de Hoge Raad niet vóór 17 juli 2011 arrest wijst. Het cassatieberoep is ingediend op 17 maart 2010 en de stukken zijn op 24 december 2010 bij de Hoge Raad aangekomen.
Het tweede middel betreft de motivering van de bewezenverklaring van witwassen, welke volgens de verdachte onbegrijpelijk zou zijn. De Hoge Raad verwijst naar een eerder arrest waarin is overwogen dat het enkele voorhanden hebben van een voorwerp dat afkomstig is uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf niet per se als witwassen hoeft te worden beschouwd. In deze zaak is echter meer aan de hand: er is een bedrag van € 2820,- in bankbiljetten aangetroffen in een washand, verborgen onder een broek op de verwarming. Dit gedrag kan worden gezien als een poging tot verhulling van de herkomst van het geld.
De conclusie van de Advocaat-Generaal is dat het middel faalt en dat er geen ambtshalve gronden zijn gevonden waarop de Hoge Raad de beslissing zou moeten vernietigen. De conclusie strekt tot verwerping van het beroep, wat betekent dat de eerdere veroordeling van de verdachte in stand blijft.