ECLI:NL:PHR:2011:BR2104

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
8 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/00002
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Jörg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsklacht en witwassen in strafrechtelijke context

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van een verdachte die door het gerechtshof te Amsterdam is veroordeeld tot vijf maanden gevangenisstraf wegens bezit van 192 gram cocaïne en witwassen van een geldbedrag. De verdachte heeft twee middelen van cassatie ingediend, waarbij het eerste middel betrekking heeft op de overschrijding van de inzendtermijn. Dit middel is gegrond indien de Hoge Raad niet vóór 17 juli 2011 arrest wijst. Het cassatieberoep is ingediend op 17 maart 2010 en de stukken zijn op 24 december 2010 bij de Hoge Raad aangekomen.

Het tweede middel betreft de motivering van de bewezenverklaring van witwassen, welke volgens de verdachte onbegrijpelijk zou zijn. De Hoge Raad verwijst naar een eerder arrest waarin is overwogen dat het enkele voorhanden hebben van een voorwerp dat afkomstig is uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf niet per se als witwassen hoeft te worden beschouwd. In deze zaak is echter meer aan de hand: er is een bedrag van € 2820,- in bankbiljetten aangetroffen in een washand, verborgen onder een broek op de verwarming. Dit gedrag kan worden gezien als een poging tot verhulling van de herkomst van het geld.

De conclusie van de Advocaat-Generaal is dat het middel faalt en dat er geen ambtshalve gronden zijn gevonden waarop de Hoge Raad de beslissing zou moeten vernietigen. De conclusie strekt tot verwerping van het beroep, wat betekent dat de eerdere veroordeling van de verdachte in stand blijft.

Conclusie

Nr. 11/00002
Mr Jörg
Zitting 21 juni 2011
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. Bij arrest van 12 maart 2010 is verzoeker door het gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, wegens bezit van 192 gram cocaïne en witwassen van een geldbedrag veroordeeld tot vijf maanden gevangenisstraf.
2. Namens verzoeker heeft mr M. Plas, advocaat te Utrecht, bij schriftuur twee middelen van cassatie voorgedragen.
3. Het eerste middel, dat de klacht van overschrijding van de inzendtermijn bevat, is gegrond indien de Hoge Raad niet vóór 17 juli 2011 arrest wijst. Het cassatieberoep dateert van 17 maart 2010 en de stukken zijn bij de Hoge Raad ingekomen op 24 december 2010.
4. Het tweede middel, dat de klacht bevat dat de bewezenverklaring van witwassen niet, althans onbegrijpelijk is gemotiveerd, faalt op de toepasselijkheid van het in de toelichting op het middel genoemde arrest HR 26 oktober 2010, LJN BM4440.
5. In dat arrest is overwogen dat het enkele voorhanden hebben van een voorwerp dat afkomstig is uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf niet per sé als witwassen behoeft te worden beschouwd. Welnu, in de onderhavige zaak was méér aan de hand: in de woning van verzoeker is blijkens bewijsmiddel 3 een bedrag van € 2820,- in bankbiljetten in een washand aangetroffen, die werd gevonden onder een broek op de verwarming. Dat kan als (simpel) verhullen worden beschouwd. Het is immers ongebruikelijk om een grote som gelds in een washand te stoppen en onder een broek te leggen op de verwarming. Stel, dat die bankbiljetten onschuldig in het water waren gevonden en moesten drogen, en stel dat een goede manier om ze bijeen te houden is: ze in een washand te stoppen en deze dan te drogen te leggen op een verwarming, dan wordt het drogingsproces toch danig in de weg gezeten door op die washand een broek te deponeren.
6. Het middel faalt en leent zich voor toepassing van art. 81 RO. Ambtshalve gronden waarop Uw Raad de aangevallen beslissing zou moeten vernietigen heb ik niet aangetroffen.
7. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G