ECLI:NL:PHR:2011:BR2337

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
1 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/03331
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Hofstee
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van verdachte in hoger beroep en de rol van de advocaat

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep, waarbij de advocaat-generaal heeft gesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Dit zou het gevolg zijn van het ontbreken van een verklaring in de appelakte dat de advocaat, mr. K.S. Suls, door de verdachte bepaaldelijk was gevolmachtigd om het hoger beroep in te stellen. De advocaat-generaal verwijst naar een eerder arrest van de Hoge Raad, waarin werd geoordeeld dat een dergelijk verzuim niet kan worden hersteld na het verstrijken van de beroepstermijn. Het hof heeft vastgesteld dat de akte onvolledig was, maar dat de advocaat de akte heeft ondertekend. Het hof oordeelt dat de omissie voor rekening van de verdachte komt, waardoor zij niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep.

De Procureur-Generaal merkt op dat het hof in een eerdere beschikking heeft geoordeeld dat het in het belang van een goede rechtsbedeling is dat de zaak in hoger beroep wordt behandeld. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat het hof ten onrechte de verdachte niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat de verdachte ter zitting heeft verklaard dat zij haar advocaat wel degelijk gevolmachtigd had. De Procureur-Generaal stelt dat het vormverzuim niet aan de verdachte kan worden tegengeworpen, aangezien dit verzuim ter zitting door de verdachte is hersteld. De conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het hof voor een nieuwe behandeling van het hoger beroep.

Conclusie

Nr. 10/03331
Mr. Hofstee
Zitting: 28 juni 2011
Conclusie inzake:
[Verzoekster = verdachte]
1. Verzoekster is bij arrest van 25 juni 2009 door het Gerechtshof te Leeuwarden niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep.
2. Namens verzoeker heeft mr. A.A. Franken, advocaat te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel klaagt dat het Hof verzoekster ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar hoger beroep, althans dat het Hof deze beslissing onvoldoende (begrijpelijk) heeft gemotiveerd.
4. In het bestreden arrest van het Hof is onder meer het volgende te lezen:
"Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep, nu uit de appelakte niet blijkt dat de comparant mr. K.S. Suls bepaaldelijk door de verdachte was gevolmachtigd om namens deze hoger beroep in te stellen en dit verzuim niet binnen de beroepstermijn is hersteld. De advocaat-generaal beroept zich daarbij op het arrest van de Hoge Raad van 22 december 2009, LJN BJ7810. Hij leidt hieruit onder meer af dat bedoeld verzuim na het einde van de beroepstermijn niet kan worden hersteld zodat het de verdachte niet had gebaat indien het openbaar ministerie de raadsman van de verdachte voorafgaand aan de zitting had geïnformeerd omtrent het verzuim.
De raadsman van de verdachte heeft ter zitting gesteld dat hij door de stellingname van de advocaat-generaal is overvallen. De door hem ingeschakelde advocaat was wel degelijk bepaaldelijk door de verdachte gevolmachtigd om namens haar het beroep in te stellen. De verdachte heeft dit ter zitting van het hof bevestigd. De raadsman gaat ervan uit dat het enkele verzuim in de akte niet zonder meer tot niet-ontvankelijkheid behoeft te leiden.
De akte hoger beroep houdt in dat K.S. Suls, advocaat te Assen, heeft verklaard namens [verdachte] hoger beroep in te stellen tegen het eindvonnis van de kantonrechter d.d. 19 augustus 2009.
Als uitgangspunt heeft te gelden het bepaalde bij artikel 450, eerste lid onder a, van het Wetboek van Strafvordering dat inhoudt dat het aanwenden van het rechtsmiddel hoger beroep ook kan geschieden door een advocaat, indien deze verklaart daartoe door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd.
Het hof stelt vast dat de comparant de opgemaakte akte - niettegenstaande de daarin vervatte omissie - heeft ondertekend en dat de comparant noch de raadsman de beroepstermijn heeft gebruikt om de omissie te herstellen.
Bij deze stand van zaken is het hof van oordeel dat de omstandigheid dat de akte onvolledig is voor rekening komt van de verdachte, zodat zij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het niet op rechtsgeldige wijze ingestelde hoger beroep.
Daaraan doet niet af dat de verdachte ter zitting heeft verklaard dat zij de door haar raadsman ingeschakelde advocaat bepaaldelijk had gevolmachtigd om namens haar hoger beroep in te stellen, nu in een geval als dit, waarin het rechtsmiddel is ingesteld door een professionele procesdeelnemer, de akte rechtsmiddel in dit opzicht bepalend moet worden geacht.
Het hof acht zich in dit oordeel gesteund door het door de advocaat-generaal aangehaalde arrest van de Hoge Raad alsmede door het arrest van de Hoge Raad van 22 juni 2010, LJN BL2831."(1)
5. Gezien de 'aantekening mondeling vonnis' is verzoekster op 19 augustus 2009 door de Kantonrechter in de Rechtbank te Assen veroordeeld voor overtreding van art. 5 WVW 1994 tot een geldboete van € 150,-, subsidiair 3 dagen hechtenis. Blijkens de akte 'instellen hoger beroep' heeft mr. Suls op 31 augustus 2009 namens verzoekster tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Uit deze akte blijkt inderdaad niet dat mr. Suls heeft verklaard tot het instellen van dit hoger beroep bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd. Ter terechtzitting van 25 juni 2010 heeft verzoekster echter verklaard dat zij mr. Suls wel degelijk bepaaldelijk heeft gevolmachtigd om namens haar hoger beroep in te stellen.
6. Op grond van art. 450, eerste lid aanhef en onder a, Sv kan een advocaat, indien deze verklaart daartoe door degene die het rechtsmiddel aanwendt bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd, namens een verdachte hoger beroep instellen. Meer dan een verklaring van de advocaat, zoals bijvoorbeeld een schriftelijke machtiging, is niet nodig. Ingevolge art. 451, eerste lid, Sv maakt de griffiemedewerker de akte op waaruit tevens blijkt dat de advocaat de bedoelde verklaring heeft afgelegd.
7. In de onderhavige zaak is niet in de akte 'instellen hoger beroep' vermeld dat de advocaat bepaaldelijk was gevolmachtigd hoger beroep in te stellen. Ik meen evenwel dat op grond van de verklaring van verzoekster ter terechtzitting van het Hof dat zij haar advocaat wel bepaaldelijk had gevolmachtigd, het Hof haar niet zonder meer niet-ontvankelijk had mogen verklaren in haar hoger beroep.(2) Duidelijk is immers dat het de bedoeling van verzoekster is geweest om door middel van een volmachtiging (tijdig) hoger beroep in te stellen.(3) Het vormverzuim kan, lijkt mij, niet aan verzoekster worden tegengeworpen, nu dit verzuim ter terechtzitting door verzoekster is hersteld.(4)
8. Het middel is dus terecht voorgesteld.
9. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.
10. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 De steller van het middel merkt terecht op dat dit arrest op een ander geval dan het onderhavige ziet.
2 Los van de vraag die in cassatie aan de orde is, merk ik op dat het Hof op 28 januari 2010 een beschikking heeft gewezen, waarin het Hof van oordeel is dat in het belang van een goede rechtsbedeling is vereist dat de zaak in hoger beroep wordt behandeld. In deze beschikking wordt niets opgemerkt over enig vormverzuim.
3 Vgl. HR 8 februari 1983, LJN AC0209, NJ 1983, 501. Anders dan in de onderhavige zaak werd in die zaak de verdachte niet ontvangen in het hoger beroep, nadat hij ter terechtzitting had verklaard dat hij aanvankelijk geen bezwaar tegen het veroordelend vonnis had en dat zijn raadsman zelfstandig hoger beroep had ingesteld.
4 Zie hierover Melai-Groenhuijsen e.a., Het Wetboek van Strafvordering, aant. 3 op art. 450 (bewerkt door mr H.K. Elzinga & prof. mr J. de Hullu; bij t/m 1 augustus 2005). Zie ook A.J.A. van Dorst, Cassatie in strafzaken, zesde druk, 2009, p. 35 e.v. en p. 119. Vgl. HR 8 april 2008, LJN BC5971, NJ 2008, 232 en HR 29 januari 2002, LJN AD6200.