ECLI:NL:PHR:2011:BR3000

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
1 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/03280
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Vellinga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsklacht en medeplegen bij diefstal met braak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 november 2011 uitspraak gedaan in het kader van een cassatieprocedure. De verdachte was door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch veroordeeld voor meerdere diefstallen, waarbij hij zich toegang tot de plaatsen van misdrijf had verschaft door middel van braak. De opgelegde straf bestond uit een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar, alsook een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis.

De raadsman van de verdachte heeft in cassatie twee middelen van verweer ingediend. Het eerste middel betrof de verwerping van een verweer over de wijze van veiligstellen van (bloed)sporen. Het Hof had geoordeeld dat de sporen op de wettelijk voorgeschreven wijze waren veiliggesteld, en dat er geen aanknopingspunten waren voor een vermoeden van onjuiste veiligstelling. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof zijn oordeel toereikend had gemotiveerd en dat het middel faalde.

Het tweede middel richtte zich tegen de bewezenverklaring van diefstal tezamen en in vereniging. De Hoge Raad oordeelde dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kon worden afgeleid dat de verdachte de diefstal samen met anderen had gepleegd. De enige getuigenis die werd genoemd, was die van een buurvrouw die stemmen had gehoord, wat onvoldoende was om medeplegen te onderbouwen. Dit middel slaagde, en de Hoge Raad concludeerde tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft het medeplegen en verwees de zaak terug naar het Hof voor herbehandeling.

De conclusie van de Advocaat-Generaal was dat er geen gronden waren voor vernietiging van het arrest voor de overige tenlastegelegde feiten, en dat de zaak opnieuw moest worden beoordeeld door het Hof.

Conclusie

Nr. 10/03280
Mr. Vellinga
Zitting: 5 juli 2011
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. Verdachte is door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch wegens:
- "diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak" (feit 1);
- "diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak" (feit 2);
- "diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak" (feit 3);
- "diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak" (feit 4) en
- "diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak" (feit 5)
veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis.
2. Er bestaat samenhang tussen de zaken met de nummers 10/03278 en 10/03280. In beide zaken zal ik vandaag concluderen.
3. Namens verdachte heeft mr. G.J.P.M. Mooren, advocaat te Goirle, twee middelen van cassatie voorgesteld.
4. Het eerste middel klaagt over de verwerping van een verweer betreffende het veiligstellen van sporen.
5. Het middel heeft het oog op het volgende, door verdachtes raadsman ter terechtzitting gevoerde verweer:
"Ten aanzien van de op de diverse locaties aangetroffen (bloed)sporen wil ik in zijn algemeenheid opmerken dat uit het dossier niet blijkt op welke wijze deze sporen zijn veiliggesteld, met als gevolg dat de sporen niet zouden mee mogen werken aan het bewijs."(1)
6. Het Hof heeft dat verweer als volgt verworpen:
"Uit het aanvullend proces-verbaal van bevindingen aangaande het DNA onderzoek aan de sporen gekoppeld in cluster 90 d.d. 8 mei 2007 blijkt, dat de diverse DNA sporen telkens op de bij wet voorgeschreven wijze zijn veiliggesteld. Het sporenmateriaal is vervolgens op de voorgeschreven wijze voor verdere verwerking aangeboden aan het Nederlands Forensisch Instituut. Hieruit kan naar het oordeel van het hof in voldoende mate worden afgeleid, dat de desbetreffende sporen conform de zogenaamde Forensische Technische normen zijn veilig gesteld."
7. Kennelijk en niet onbegrijpelijk heeft het Hof aan zijn oordeel ten grondslag gelegd dat forensisch technisch medewerkers(2) van de politie als daartoe speciaal opgeleide personen sporen plegen veilig te stellen met inachtneming van de daarvoor geldende normen. Voorts in aanmerking genomen dat verdachtes raadsman geen enkel aanknopingspunt heeft gegeven voor een vermoeden van onjuiste veiligstelling van (bloed)sporen heeft het Hof zijn oordeel toereikend gemotiveerd.
8. Het middel faalt.
9. Het tweede middel klaagt terecht dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte de onder 3 bewezenverklaarde diefstal tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd. Van enig medeplegen blijkt immers uit de gebezigde bewijsmiddelen niet, slechts van het horen van stemmen door de buurvrouw van het bedrijf waarin werd ingebroken.
10. Het middel slaagt.
11. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop het bestreden arrest zou dienen te worden vernietigd.
12. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft het onder 3 tenlastegelegde en in zoverre tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, met verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Proces-verbaal van de terechtzitting van 23 oktober 2009, p. 3.
2 Zij hebben blijkens het voor het bewijs gebezigde proces-verbaal PL2036/01-579293 de (bloed)sporen verzameld.