ECLI:NL:PHR:2011:BR3000
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Vellinga
- Rechtspraak.nl
Bewijsklacht en medeplegen bij diefstal met braak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 november 2011 uitspraak gedaan in het kader van een cassatieprocedure. De verdachte was door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch veroordeeld voor meerdere diefstallen, waarbij hij zich toegang tot de plaatsen van misdrijf had verschaft door middel van braak. De opgelegde straf bestond uit een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar, alsook een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis.
De raadsman van de verdachte heeft in cassatie twee middelen van verweer ingediend. Het eerste middel betrof de verwerping van een verweer over de wijze van veiligstellen van (bloed)sporen. Het Hof had geoordeeld dat de sporen op de wettelijk voorgeschreven wijze waren veiliggesteld, en dat er geen aanknopingspunten waren voor een vermoeden van onjuiste veiligstelling. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof zijn oordeel toereikend had gemotiveerd en dat het middel faalde.
Het tweede middel richtte zich tegen de bewezenverklaring van diefstal tezamen en in vereniging. De Hoge Raad oordeelde dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kon worden afgeleid dat de verdachte de diefstal samen met anderen had gepleegd. De enige getuigenis die werd genoemd, was die van een buurvrouw die stemmen had gehoord, wat onvoldoende was om medeplegen te onderbouwen. Dit middel slaagde, en de Hoge Raad concludeerde tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft het medeplegen en verwees de zaak terug naar het Hof voor herbehandeling.
De conclusie van de Advocaat-Generaal was dat er geen gronden waren voor vernietiging van het arrest voor de overige tenlastegelegde feiten, en dat de zaak opnieuw moest worden beoordeeld door het Hof.