ECLI:NL:PHR:2011:BR5151
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Huydecoper
- Rechtspraak.nl
Uithuisplaatsing van minderjarige bij ouder zonder hoofdverblijf
In deze zaak gaat het om de uithuisplaatsing van de minderjarige [de zoon], die geboren is uit het huwelijk van verzoekster tot cassatie, [de moeder], en [de vader]. De ondertoezichtstelling van [de zoon] is in februari 2009 ingesteld en verlengd tot 5 februari 2011. In dezelfde periode is aan de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant (BJZ) machtiging verleend om [de zoon] uit huis te plaatsen. De uithuisplaatsing vond aanvankelijk plaats bij pleeggezinnen. De zaak komt in cassatie omdat [de moeder] zich verzet tegen de uithuisplaatsing bij [de vader], bij wie [de zoon] zijn hoofdverblijf niet had.
De Hoge Raad heeft in eerdere uitspraken, waaronder een arrest van 24 juni 2011, aangegeven dat er geen rechtsregel is die zich verzet tegen een uithuisplaatsing bij een ouder met gezag, ook al heeft de minderjarige daar zijn hoofdverblijf niet. De rechterlijke instanties hebben geoordeeld dat de omstandigheden zodanig waren dat uithuisplaatsing noodzakelijk was, ondanks het verzet van [de moeder]. De Hoge Raad concludeert dat de klachten van [de moeder] over de gelijkwaardigheid van ouders en de noodzaak van de uithuisplaatsing niet op voldoende gronden zijn gebaseerd.
De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de uithuisplaatsing van [de zoon] bij [de vader] rechtmatig is, en dat de argumenten van [de moeder] niet opwegen tegen de vastgestelde noodzaak voor de uithuisplaatsing. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep van [de moeder] en bevestigt de eerdere beslissingen van de rechtbank en het hof.