16. Voor de beoordeling van het verzoek en de afwijzing daarvan is het volgende van belang:
a. Bij schriftuur van 6 april 2008 heeft de raadsman gemotiveerd verzocht de in Japan woonachtige getuige [betrokkene 1] in verband met feit 3 op de dagvaarding te horen;
b. Het proces-verbaal van de zitting van het Hof van 17 maart 2009 houdt in dat het verzoek tot het doen oproepen van de getuige [betrokkene 1] wordt toegewezen nu de noodzaak daartoe is gebleken;
c. Het proces-verbaal van de zitting van het Hof van 11 juni 2009 houdt in de mededeling van de voorzitter dat Japan kennelijk het rechtshulpverzoek inzake oproeping van [betrokkene 1] voor de zitting van heden heeft afgewezen -kort gezegd- omdat een aantal formaliteiten (nog) niet zijn vervuld. Voorts houdt voormeld proces-verbaal in de beslissing tot hernieuwde oproeping van de bedoelde getuige (nu met vermijding van fouten);
d. Het proces-verbaal van de zitting van het Hof van 25 september 2009 houdt, voor zover van belang, in:
"De voorzitter maakt melding van de volgende binnengekomen stukken:
- naar aanleiding van een schrijven van de voorzitter van het hof aan het Ministerie van justitie van 1 juni 2009 met het verzoek de oproeping van de getuige [betrokkene 1] door te geleiden aan de Japanse autoriteiten, is op 16 september 2009 een reactie ontvangen.
Deze reactie betreft een Engelstalige brief van voornoemde getuige van 30 augustus 2009, waarin hij mededeelt dat zijn gezondheid hem het reizen naar Nederland belet met als bijlage een geneeskundig getuigschrift van 2 september 2009, opgesteld door zijn arts Ichiro Nishi;
(...)
Mr. Van Essen verklaart te persisteren bij haar wens dat [betrokkene 1] als getuige wordt gehoord. Zij betoogt dienaangaande - zakelijk weergegeven - als volgt. Uit de door de getuige overgelegde stukken blijkt niet dat zijn gezondheid eraan in de weg staat dat hij een verklaring aflegt: zijn gezondheid belet hem slechts het reizen. [betrokkene 1] is een belangrijke getuige ten aanzien van wie het hof bovendien heeft bepaald dat de noodzaak tot het doen oproepen van die getuige is gebleken.
Onder die omstandigheden is er geen andere oplossing dan het horen van de getuige [betrokkene 1] in Japan.
De raadsvrouw verzoekt dat daartoe zal worden bevolen.
De advocaat-generaal verzet zich tegen toewijzing van het verzoek. Het openbaar ministerie heeft zich vele inspanningen getroost om de getuige ter terechtzitting te laten verschijnen. Die inspanningen zijn helaas zonder resultaat gebleven. De advocaat-generaal betrekt bij zijn oordeel dat zich hij de stukken in het dossier een heldere schriftelijke verklaring bevindt van [betrokkene 1].
Na beraad in raadkamer deelt de voorzitter mee dat het hof in de zaken tegen alle verdachten afziet van de hernieuwde oproeping van de niet verschenen getuige [betrokkene 1] en in de zaak tegen de verdachte [verdachte] het verzoek tot het doen horen van de getuige in Japan afwijst, en daartoe als volgt heeft overwogen.
In de eerste aanleg heeft de rechter-commissaris een rechtshulpverzoek ingediend bij de Japanse autoriteiten, gericht op het horen van de getuige [betrokkene 1]. De onderhandelingen met betrekking tot de uitvoering van dit rechtshulpverzoek zijn, gelet op de houding van de Japanse autoriteiten, zeer moeizaam verlopen. De rechter-commissaris heeft vervolgens geoordeeld dat het niet aannemelijk was dat binnen een redelijke termijn, dan wel vóór de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting,
genoemde getuige zou kunnen worden gehoord. In hoger beroep heeft het hof, gelet op het voorgaande, besloten [betrokkene 1] op te roepen als getuige ter terechtzitting in Nederland te verschijnen. De oproeping voor de terechtzitting van 25 september
2009 beeft [betrokkene 1] tijdig bereikt maar [betrokkene 1] is niet verschenen. Vanwege de - uit voornoemde brief van de getuige van 30 augustus 2009 en het daarbij gevoegde geneeskundige getuigschrift blijkende - slechte gezondheidstoestand van de getuige ziet het hof af van hernieuwde oproeping van de getuige ter terechtzitting. Voorts komt het hof tot het oordeel dat, gelet op de diverse pogingen die reeds door de rechter-commissaris zijn gedaan, om in het kader van een rogatoire commissie de getuige in Japan te horen, en die vruchteloos zijn gebleven, het onaannemelijk is dat het horen van de getuige binnen een aanvaardbare termijn zal kunnen plaatsvinden. Daarbij weegt ook mee dat het rechtshulpverzoek dat tot doel had de getuige op te roepen voor de terechtzitting in hoger beroep, geruime tijd in beslag heeft genomen en de ervaringen daarbij evenmin de indicatie geven dat zodanig verhoor binnen aanvaardbare termijn zal kunnen zijn afgerond."