ECLI:NL:PHR:2011:BT6250

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
1 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/03076
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Machielse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid cassatieberoep en termijnoverschrijding in strafzaken

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het cassatieberoep van de verdachte, die zelf advocaat is. De Hoge Raad oordeelt dat de verdachte niet in het cassatieberoep kan worden ontvangen, omdat de schriftuur niet tijdig is ingediend. De aanzegging van de ontvangst van het dossier is op 28 juli 2010 aan de verdachte betekend. De schriftuur is pas op 8 oktober 2010 ingediend, wat meer dan de wettelijk voorgeschreven termijn van twee maanden na betekening van de aanzegging overschrijdt. De verdachte heeft geprobeerd deze termijnoverschrijding te rechtvaardigen door te verwijzen naar een uitleg van de tekst in de mededeling van betekening. De Hoge Raad stelt echter vast dat de mededeling niet anders kan worden geïnterpreteerd dan dat de datum van betekening van de aanzegging de relevante datum is. De steller van de schriftuur, die zelf advocaat is, had door raadpleging van de relevante wetgeving en rechtspraak kunnen voorkomen dat hij de termijnoverschrijding verkeerd interpreteerde. Aangezien de ontvankelijkheidsdrempel niet wordt gehaald, is er ook geen basis voor ambtshalve cassatie, zoals door de steller van de brief van 15 oktober 2010 is bepleit. De conclusie van de Procureur-Generaal is dan ook dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

Conclusie

Nr. 09/03076
Mr. Machielse
Zitting 27 september 2011
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. Het Gerechtshof Arnhem heeft verdachte op 1 juli 2009 voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid veroordeeld tot een werkstraf van 100 uur. Voorts heeft het hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
2. Mr. G.M. Roze, advocaat te Arnhem heeft cassatie ingesteld. Verdachte, zelf advocaat te Utrecht, heeft een schriftuur ingezonden met middelen van cassatie. Tevens heeft verdachte de middelen nog schriftelijk toegelicht.
3. De aanzegging op de voet van het eerste lid van artikel 435 Sv van de ontvangst van het dossier is op 28 juli 2010 in persoon aan verdachte uitgereikt. De schriftuur van verdachte is eerst op 8 oktober 2010, dus na verloop van de in artikel 437 Sv genoemde twee maanden, ter administratie van de Hoge Raad ontvangen. In een brief van 15 oktober 2010 aan de rolraadsheer poogt de steller van de schriftuur het gevolg dat de wet verbindt aan deze termijnoverschrijding af te wenden op basis van een uitleg van de tekst die is opgenomen in de aan de steller van het middel gezonden "mededeling betekening". In deze mededeling is te lezen:
"De aanzegging ex artikel 435, lid 1, Sv is op 28 juli 2010 betekend.
Een op straffe van niet-ontvankelijkheid van het beroep vereiste schriftuur, houdende middelen van cassatie, kan binnen zestig dagen na deze datum bij de Hoge Raad worden ingediend."
In de brief van 15 oktober 2010 verdedigt de steller van de schriftuur de uitleg dat de woorden "na deze datum" betrekking hebben op de datum van de mededeling van de betekening (11 augustus 2010). Daarom zou de termijnoverschrijding verschoonbaar zijn. De toelichting op de schriftuur bevat bijlagen die de steller van de schriftuur sterken in zijn opvatting.
4. In het licht van de tekst van het tweede lid van artikel 437 Sv, waarop de inhoud van de "mededeling betekening" is gebaseerd, kan "deze datum" in de mededeling niet anders worden uitgelegd dan dat is bedoeld de datum van betekening van de aanzegging.
Raadpleging van de genoemde bepalingen in het Wetboek van strafvordering of van de rechtspraak van de Hoge Raad dienaangaande(1) had de steller van de schriftuur, zelf advocaat, voor een verkeerde uitleg kunnen behoeden, zodat de termijnoverschrijding geenszins verschoonbaar is te achten. Nu de ontvankelijkheidsdrempel niet wordt gehaald is er ook geen basis voor ambtshalve cassatie zoals de steller van de brief van 15 oktober 2010 heeft bepleit.
5. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
1 Bijv. HR 22 januari 2008, LJN BC1343.