1 Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap, PbEG 1993, L 30/1-28, nadien gewijzigd en
ingetrokken door Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, PbEU 2006, L190/1-98, nadien gewijzigd.
2 In de procesdossiers van USA zoals ik die heb aangetroffen, zijn bij de processtukken in cassatie steeds de stukken van de feitelijke instanties uit de "andere" zaak gevoegd, terwijl de procesdossiers van de Staat wel consistent zijn samengesteld, maar mijns inziens van de onjuiste zaaknummers zijn voorzien. De cassatiedagvaarding in zaak 10/02537 is volgens de mij ten dienste staande gegevens gericht tegen het arrest met als rolnummer 200.007.319/01. Dat arrest correspondeert met de onder rolnummer 07-2697 gevoerde rechtbankprocedure, welke procedure in een eindvonnis van 19 maart 2008 is uitgemond. In zaak 10/02548 is de cassatiedagvaarding (wederom volgens mijn gegevens) gericht tegen het arrest met als rolnummer 200.022.110/01; dat arrest correspondeert met de onder rolnummer 06-2100 bij de rechtbank gevoerde procedure, die is uitgemond in het vonnis van 8 oktober 2008. In mijn conclusies ben ik hiervan uitgegaan.
3 Rov. 1.1-1.4 van het bestreden arrest. Zie in verband met de eerste, tegen de feitenvaststelling door de rechtbank gerichte grief van USA rov. 3 in samenhang met rov. 5 van het bestreden arrest.
4 Rov. 3.1 van het eindvonnis van de rechtbank van 8 oktober 2008.
5 Het bestreden arrest dateert van 2 maart 2010. De cassatiedagvaarding is op 31 mei 2010 uitgebracht. Vervolgens is bij herstelexploot van 8 juni 2010 de zittingsdatum gecorrigeerd: 2 juli 2010, de oorspronkelijk aangezegde rechtsdag, was geen zittingsdatum.
6 Zie de schriftelijke toelichting van mr. Scheltema onder 2.5 en de repliek van mr. Thunnissen onder 1 (eerste volzin).
7 Stb. 2009, 264. Zie voor de inwerkingtreding Stb. 2009, 266.
8 Art. IV van de Wet van 25 juni 2009 tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht (Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht), Stb. 2009, 264.
9 P. 8, tweede alinea: "Overigens ligt deze zaak in het verlengde van de zaak All Round Shipping/Staat, die bij u aanhangig is onder rolnummer 09/1674. In die zaak speelt dezelfde problematiek met betrekking tot de expediteur en een soortgelijke dwangsom, maar hier heeft ARS die dwangsom wel aangevochten (als de expediteur "Socar" deed in 2007 en toen de Afdeling meekreeg, met als gevolg dat die dwangsom werd herroepen)."
10 HvJ EG 7 september 2004 (Texaco België), C-1/03, LJN: AS4262, Jurispr. 2004, p. I-7613, NJ 2005, 213.
11 AbRvS 7 maart 2007 (Socar), LJN: BA0080, AB 2007, 134, m.nt. F.C.M.A. Michiels.
12 HR 23 februari 2007, LJN: AX3070, NJ 2007, 503, m.nt. MRM onder NJ 2007, 504.
13 Gedoeld wordt m.i. op LJN: BC5543.
14 Het middel noemt een uitspraak van 21 oktober 2009, nummer 200809224. Kennelijk is bedoeld de uitspraak met LJN: BK0833; zie ook AB 2010, 14, m.nt. J.R.C. Tieman en A.B. Blomberg.
15 Het middel verwijst in dit verband naar HR 17 december 2004 (Knorhof), LJN: AR2773, NJ 2005, 60.
16 HvJ EG 13 januari 2004 (Kühne & Heitz), C-453/00, LJN: AO1933, Jurispr. 2004, p. I-837, NJ 2004, 125, m.nt. MRM.
17 HvJ EG 12 februari 2008 (Kempter), C-2/06, LJN: BC7663, Jurispr. 2008, p. I-411, NJ 2008, 278, m.nt. M.R. Mok.
18 HR 23 februari 2007, LJN: AX3070, NJ 2007, 503, m.nt. MRM onder NJ 2007, 504.
19 HR 24 januari 2003 (Maple Tree), LJN: AF0193, NJ 2003, 629, m.nt. MRM.
20 Zie voetnoot 16.
21 Zie voor verwijzingen en achtergronden mijn conclusie voor HR 17 december 2010, LJN: BO1802, NJ 2011, 89, m.nt. M.R. Mok, AB 2011, 25, m.nt. G.A. van der Veen, onder 2.4. Zie ook P.J.J. van Buuren e.a., Bestuursdwang en dwangsom (2011), hfst. 10.6.1.
22 Zie voor verwijzingen en achtergronden mijn conclusie voor HR 17 december 2010, LJN: BO1802, NJ 2011, 89, m.nt. M.R. Mok, AB 2011, 25, m.nt. G.A. van der Veen, onder 2.4.
23 Kennelijk is met tegenstrijdige uitspraken bedoeld dat, terwijl de burgerlijke rechter een bepaald besluit op grond van de formele rechtskracht daarvan voor rechtmatig houdt, de bestuursrechter vergelijkbare besluiten die langs bestuursrechtelijke weg zijn aangevochten, vernietigt.
24 HR 16 oktober 1992 (Vulhop/Amsterdam), LJN: ZC0718, NJ 1993, 638, m.nt. MS.
25 Zie voetnoot 16.
26 In de bedoelde uitspraak (AbRvS 21 oktober 2009, LJN: BK0833, AB 2010, 14, m.nt. J.R.C. Tieman en A.B. Blomberg) had de Afdeling slechts te beslissen op de afwijzing van de minister van VROM van het op art. 5:34 lid 2 Awb gegronde verzoek van USA tot opheffing van de bij besluit van 17 september 2002 opgelegde last onder dwangsom, omdat meer dan één jaar was verstreken zonder dat een dwangsom was verbeurd. Dat de Afdeling in aanmerking heeft genomen dat het besluit van 17 september 2002 sinds 12 juli 2007, de inwerkingtreding van de nieuwe EVOA, geen betekenis meer heeft nu dat besluit slechts overtredingen van de oude EVOA betrof, maakt niet dat USA geen heroverweging c.q. herziening of intrekking van de last onder dwangsom kon verzoeken. USA had alle belang een zodanig verzoek zonodig ook ná de uitspraak van de Afdeling te doen, nu die uitspraak terugwerkende kracht miste en onverlet liet dat over het verleden door overtreding daarvan reeds dwangsommen waren verbeurd.
27 HR 26 september 1986 (Staat/Hoffmann-La Roche), LJN: AC9505, NJ 1987, 253, m.nt. MS.
28 Naar ik aanneem is hier bedoeld: toegelaten tot het terrein van USA.
29 Zie voetnoot 26.
30 De eerste twee volzinnen van rov. 11 zijn wel (maar naar mijn mening tevergeefs) bestreden door middel I.
31 Vgl. HR 17 december 2010 (ARS), LJN: BO1802, NJ 2011, 89, m.nt. M.R. Mok, rov. 3.6.2, en voetnoot 17 van mijn conclusie voor dat arrest. Zie ook de noot van G.A. van der Veen, AB 2011, 25, onder 3.
32 Zie mijn conclusie voor HR 17 december 2010 (ARS), LJN: BO1802, NJ 2011, 89, m.nt. M.R. Mok, onder 2.4, alsmede voetnoot 31 bij die conclusie.