ECLI:NL:PHR:2011:BU4020
Parket bij de Hoge Raad
- L. Timmerman
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de Wet griffierechten in burgerlijke zaken bij cassatie tegen beëindiging schuldsaneringsregeling
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van [verzoekster] tegen een arrest van het hof te Amsterdam, waarin het verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling werd toegewezen. De rechtbank Haarlem had eerder het verzoek van [verweerster] tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling afgewezen. De Hoge Raad behandelt de ontvankelijkheid van het cassatieberoep en de toepassing van de Wet griffierechten in burgerlijke zaken (Wgbz). De Hoge Raad oordeelt dat de Wgbz ook van toepassing is in gevallen waarin de schuldenaar in cassatie opkomt tegen een beslissing over de schuldsaneringsregeling. De Hoge Raad wijst erop dat er geen griffierecht verschuldigd is voor personen die een verzoek indienen tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, om financiële drempels te voorkomen. Dit is in lijn met het recht op toegang tot de rechter zoals gewaarborgd in artikel 6 van het EVRM.
De Hoge Raad concludeert dat [verzoekster] ontvankelijk is in haar cassatieberoep, ondanks dat het griffierecht niet tijdig is betaald. De zaak wordt verder besproken met betrekking tot de inhoudelijke beoordeling van het cassatiemiddel. Het hof had in zijn arrest overwogen dat [verzoekster] niet te goeder trouw was bij de besteding van een bedrag van € 20.000,-, dat zij had geleend van [verweerster]. De Hoge Raad bevestigt dat het hof de juiste maatstaf heeft gehanteerd bij de beoordeling van de goede trouw en dat de argumenten van [verzoekster] niet opgaan. De onderdelen van het cassatiemiddel falen, en de Hoge Raad concludeert tot verwerping van het beroep en niet-ontvankelijkheid van het aanvullend verzoekschrift van [verzoekster].