1 Zie artikel 2 van de statuten, als vastgesteld bij de akte van 29 januari 2001. De statuten zijn bijgevoegd als bijlage 6 van het verweerschrift van de Inspecteur voor Rechtbank Haarlem.
2 Uit de stukken leid ik af dat de aandelen van belanghebbende op 12 april 2006 zijn overgedragen aan het Ziekenhuis (inmiddels geheten Stichting H). Ik verwijs naar punt 2.11 hierna.
3 Zie punt 2.1.3 van nader te melden uitspraak van Hof Amsterdam. Ik merk op dat in de overwegingen bij elk van de overeenkomsten is bepaald dat 'partijen hun rechtsverhouding uit dien hoofde thans schriftelijk wensen vast te leggen'. Dat suggereert dat de overeenkomsten al eerder waren gesloten, doch eerst op 1 november 2001 schriftelijk zijn neergelegd. Een en ander strookt met artikel 1.1 van de huurovereenkomst ('verhuurder heeft verhuurd') en artikel 1 van de leenovereenkomst ('de lening is verstrekt op de datum als weergegeven in bijlage 2').
4 In artikel 7 van de huurovereenkomst is bepaald dat het Ziekenhuis haar rechten uit de huurovereenkomst niet zal overdragen, noch het gehuurde zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van belanghebbende aan derden in gebruik of bewaring zal geven.
5 Ingevolge de artikelen 10 en 11 van de huurovereenkomst is tussentijdse opzegging van de verhuur alleen mogelijk bij - kortgezegd - ingebreke blijven van het Ziekenhuis, of faillissement, ontbinding of overname van het Ziekenhuis. Ik verwijs naar de huurovereenkomst, welke tot de gedingstukken behoort.
6 MvH: Belanghebbende schrijft op bladzijde 6 van haar beroepschrift voor Rechtbank Haarlem dat deze managementfee een winstopslag is.
7 MvH: Bedoeld zal zijn 'verrichte'.
8 Belanghebbende schrijft op bladzijde 6 van haar beroepschrift voor Rechtbank Haarlem dat uit economische overwegingen is besloten om onderhoud, reparatie en verzekering van de apparatuur voor rekening van het Ziekenhuis te laten komen. De goederen zijn namelijk feitelijk in het ziekenhuis aanwezig en worden door het Ziekenhuis gebruikt, aldus belanghebbende.
9 MvH: Bedoeld zal zijn: 'ten minste'.
10 MvH: belanghebbende.
11 MvH: het Ziekenhuis.
12 Zie de bijlage bij de conclusie van dupliek van de Inspecteur voor Rechtbank Haarlem.
13 De Inspecteur van de Belastingdienst P.
14 Uit de gedingstukken kan ik niet opmaken of de Inspecteur het verzoek heeft ingewilligd. Het lijkt me overigens dat de Inspecteur weinig keuze had, nu - voor zover ik uit de stukken kan opmaken - voldaan is aan de materiële voorwaarden voor het bestaan van een fiscale eenheid in de zin van artikel 7, lid 4, van de Wet. Overigens is de afgifte van een beschikking weinig relevant voor deze zaak. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt namelijk dat de afgifte van de (wettelijk vereiste) beschikking in beginsel niet relevant is voor het ontstaan van een fiscale eenheid. Voldoende is dat aan de materiële eisen wordt voldaan. Ik verwijs naar de arresten van de Hoge Raad van 22 april 2005, nr. 38659, LJN: AT4477, BNB 2005/230 m.nt. Bijl, van 27 januari 2006, nr. 41316, LJN: AV0408, BNB 2006/312 m.nt. Van der Paardt en van 9 juni 2006, nr. 42426, LJN: AX7369, BNB 2006/313 m.nt. Van der Paardt. Ook als de Inspecteur geen beschikking heeft afgegeven, vormen belanghebbende en het Ziekenhuis derhalve een fiscale eenheid.
15 MvH: de huurovereenkomst, de leenovereenkomst en de pandovereenkomst.
16 MvH: De tekst van artikel 3, lid 3 (thans: lid 4) van de Wet luidde in het litigieuze tijdvak als volgt: "Indien door meer dan één persoon overeenkomsten worden gesloten met een verplichting tot levering van een zelfde goed dat vervolgens door de eerste persoon rechtstreeks aan de laatste afnemer wordt afgeleverd, wordt dat goed geacht door ieder van die personen te zijn geleverd."
17 HR 23 november 2007, nr. 38126, LJN: BB8428, BNB 2008/54 m.nt. Van Zadelhoff en HR 23 november 2007 nr. 40142, LJN: BB8432, V-N 2007/57.20. De Hoge Raad heeft de zaken verwezen naar Hof Arnhem voor de behandeling van de zaken in volle omvang. In de zaak met nummer 38126 heeft Hof Arnhem inmiddels uitspraak gedaan. Hof Arnhem sluit zich in zijn uitspraak van 3 maart 2009, nr. 07/00548, V-N 2009/28.14 aan bij partijen dat sprake is van misbruik.
18 HR 30 november 2007, nr. 37641, LJN: BB9006, V-N 2007/57.21, nr. 37642, LJN: BB9008, nr. 37643, LJN: BB9017, nr. 37644, LJN: BB9018, nr. 37647, LJN: BB9019 en nr. 37648, LJN: BB9024, V-N 2007/57.22. De Hoge Raad heeft de zaken verwezen naar Hof 's-Gravenhage.
19 Het citaat, met mijn cursivering, is afkomstig uit het arrest van 23 november 2007, nr. 38126, LJN: BB8428, BNB 2008/54 m.nt. Van Zadelhoff; in de andere vermelde arresten zijn gelijke overwegingen opgenomen.
20 Hetgeen overigens suggereert dat belanghebbende reeds vanaf het allereerste begin van 2001 apparatuur aan het Ziekenhuis heeft verhuurd.
21 Van fraus legis werd (wordt) gesproken als (1) verijdeling van belastingheffing wordt beoogd, (2) welke belastingverijdeling de doorslaggevende reden is geweest voor het opzetten van de constructie, (3) en de constructie in strijd is met doel en strekking van de wet. Zoals hierna nog zal blijken komen deze voorwaarden voor het bestaan van fraus legis aardig overeen met die welke het HvJ EG verbindt aan de vaststelling dat sprake is van misbruik van recht. Fraus legis is mijns inziens ook niets anders dan misbruik van recht.
22 Volledigheidshalve: de Tariefcommissie heeft éénmaal fraus legis aangenomen in een omzetbelastingzaak, namelijk in de uitspraak van 24 juni 1968, nr. 10 168 O, BNB 1968/244, overigens nog gewezen onder de werking van de Wet op de Omzetbelasting 1954.
23 Zie HvJ EG 21 februari 2006, Halifax, C-255/02, BNB 2006/170 m.nt. Bijl, punt 73.
24 H.W.M. van Kesteren, Halifax en het balanceren op de rand van de rechtsregel, WFR 2006/367.
25 In het arrest van 4 juni 2009, Pometon, C-158/08, Douanerechtspraak 2009/59, brengt het HvJ EG misbruik van recht niet in herinnering terwijl de feiten in die zaak zich daarvoor wel lenen. Het HvJ EG lost die zaak op door artikel 4, lid 3, van de verordening 2988/95 van de Raad van 18 december 1995, PB L 312, blz. 1-4, betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen in stelling te brengen.
26 Ik merk hier op dat een einduitspraak in de zaak Halifax niet zal komen. De belanghebbende in die zaak heeft het beroep op 8 maart 2007 ingetrokken, zo lees ik in Revenue & Customs Brief 30/07 van 28 maart 2007. Deze is te vinden via de link: http://www.hmrc.gov.uk/briefs/vat/brief3007.htm.
27 HvJ EG 21 februari 2008, Part Service, C-425/06, BNB 2009/1 m.nt. Swinkels.
28 J. de Preter en C. Evers constateren dit ook in hun artikel De Halifax-doctrine: One bridge too far!, Maandblad Belasting Beschouwingen, 2006/102. A-G Maduro geeft in punt 89 van zijn conclusie van 7 april 2005 voor de arresten Halifax, BUPA en University of Huddersfield, C-255/02, C-419/02 en C-223/03, Jurispr. blz. I-1609 aan dat zijns inziens geen sprake is van misbruik indien er andere redenen zijn waarom de desbetreffende economische activiteit(en) worden verricht.
29 In het arrest van 27 september 2007, Collée, C-146/05, BNB 2008/12 m.nt. Bijl oordeelde het HvJ EG in punt 39 dat het tussenschakelen van een tussenpersoon om een provisie te verkrijgen geen misbruik is, aangezien deze tussenschakeling niet is verricht met het oog op het verkrijgen van een ongerechtvaardigd belastingvoordeel. Het oogmerk van het tussenschakelen van de tussenpersoon is immers om de desbetreffende provisies binnen te slepen. In het arrest van 8 mei 2008, Ecotrade, C-95/07 en C-96/07, V-N 2008/23.20, punt 71, oordeelde het HvJ EG dat het niet nakomen van boekhoudkundige verplichtingen niet kan worden gelijkgesteld met misbruik, als vaststaat dat een dergelijke handeling niet is verricht met het oog op het verkrijgen van een ongerechtvaardigd belastingvoordeel.
30 Zie ook M.W.C. Soltysik, 'Het arrest Part Service: het vervolg op Halifax', MBB, 2008/5.
31 De vragen zijn door de Court of Appeal op 13 maart 2009 ingediend bij het HvJ EG. De zaak is geregistreerd onder nummer C-103/09.
32 Strikt genomen is deze term niet juist: het is niet de ondernemer die vrijgesteld is, maar zijn prestaties.
33 De High Court of Justice (Chancery Division) lijkt in de eerder vermelde Weald-zaak ervan uit te gaan dat een financieringsvoordeel als hier bedoeld (lease in plaats van aanschaf) een 'tax advantage' vormt. Ik verwijs naar punt 6.8.6. Zoals moge blijken uit het hetgeen ik hiervoor in deze conclusie heb uiteengezet deel ik die opvatting niet.
34 Het tweede element (naast het behalen van belastingvoordeel) van de in punt 74 van het arrest Halifax vermelde eerste voorwaarde voor misbruik; zie punt 6.2.11. In onderdeel 6.4 ga ik nader in op strijdigheid met het doel van de Europese en nationale bepalingen.
35 Illustratief[0] is in dit verband het arrest van het HvJ EG van 21 september 1988, Commissie/Frankrijk, nr. 50/87, Jurispr. blz. 4797, waarin het HvJ EG - kort gezegd - oordeelde dat een Franse regeling op basis waarvan de aftrek van voorbelasting werd uitgesloten indien een ondernemer onroerende zaken ver beneden kostprijs verhuurde, in strijd was met de Zesde richtlijn. Kennelijk is (dus) ook de verhuur beneden kostprijs niet iets dat tegen de bedoelingen van de richtlijnbepalingen in gaat: een bezwarende titel is voldoende (vgl. artikel 2, lid 1, van de Zesde richtlijn).
36 Het ging in het arrest Skripalle om een Duitse afwijkende maatregel op grond waarvan de maatstaf van heffing bij prestaties tussen nauw verbonden personen werd vastgesteld op de kosten die voor het verwezenlijken van de omzet zijn gemaakt. Bij Skripalle resulteerde deze regeling in een hogere maatstaf van heffing dan die welke in de markt voor vergelijkbare prestaties (het ging om verhuur van onroerende zaken) gold.
37 In zijn conclusie van 20 mei 1999 voor het arrest van 27 januari 2000, Heerma, C-23/98, Jurispr. 2000 blz. I-419, punt 24 overwoog A-G Cosmas in dezelfde zin.
38 Zie ook M.W.C. Soltysik, Misbruik, sale and lease van roerende zaken en de lageprijs-variant met onroerende zaken, WFR 2008/158, paragraaf 5.1 en Bijl in onderdeel 9 van zijn noot in BNB 2006/170 naar aanleiding van het arrest Halifax.
39 Zie in dit verband ook het eerder vermelde arrest van het HvJ EG van 21 september 1988, Commissie/Frankrijk, zaak 50/87, Jurispr. blz. 4797.
40 Die kennelijk wat moeite had met het oordeel van de Hoge Raad, getuige zijn verzuchting dat hij met professioneel ongeloof bevangen werd toen hij constateerde dat de Hoge Raad de uitspraak van Hof Amsterdam in stand had gelaten.
41 Volledigheidshalve merk ik op dat economische activiteiten ook 'gewoon' economische activiteiten zijn als deze zijn verricht met het uitsluitende doel om een belastingvoordeel te verkrijgen. Ik verwijs naar punt 60 van het arrest Halifax en naar punt 53 van het arrest van het HvJ EG 21 februari 2006, University of Huddersfield, C-223/03, BNB 2006/171 m.nt. Bijl.
42 Voor zover van belang luidden deze vragen: "1.a. Moeten in de betrokken omstandigheden transacties i. die door elke deelnemer zijn aangegaan met de uitsluitende bedoeling een belastingvoordeel te verkrijgen, en ii. die geen zelfstandig economisch doel beogen,voor BTW-doeleinden worden aangemerkt als leveringen die door of ten behoeve van de deelnemers zijn verricht in het kader van hun economische activiteiten?
b. (...)
2. Heeft het door het Hof ontwikkelde leerstuk van rechtsmisbruik tot gevolg dat appellanten geen recht hebben op teruggaaf of kwijtschelding van de voorbelasting die is verschuldigd naar aanleiding van de betrokken transacties?"
43 In het reeds vermelde arrest Part Service spreekt het HvJ EG over 'handeling of handelingen'. Ik leid daaruit af dat ook een enkele handeling misbruik van recht zou kunnen opleveren.
44 In zoverre acht ik de formulering van het Hof in punt 2.5.10 van de uitspraak wat onzorgvuldig, waar hij overweegt dat 'de vorming van een fiscale eenheid tussen belanghebbende en het Ziekenhuis' een onderdeel van het geheel van transacties vormt dat voor de beoordeling of sprake is van misbruik van recht in de beschouwing moet worden betrokken.
45 In het arrest Part Service achtte het HvJ EG het aan de verwijzende rechter om vast te stellen of er daadwerkelijk misbruik van recht was.
46 M.W.C. Soltysik, Misbruik, sale and lease van roerende zaken en de lageprijs-variant met onroerende zaken, WFR 2008/158, paragraaf 3.
47 Uit de Engelse en Duitse versie van (punt 80 van) het arrest leid ik af dat met de woorden 'ook niet gedeeltelijk' bedoeld wordt: 'dan wel slechts gedeeltelijk'. Zo wordt in de Engelse tekst gesproken van: "or would have allowed them to deduct only a part" en spreekt de Duitse tekst van "oder ihnen nur ein teilweiser Absug möglich gewezen wäre". Zie ook M.W.C. Soltysik, Misbruik, sale and lease van roerende zaken en de lageprijs-variant met onroerende zaken, WFR 2008/158, voetnoot 17.
48 Zo ontstaat door het ontbreken van recht op aftrek verborgen btw waardoor de belasting niet meer strikt evenredig is aan de prijs die de consument (degene die uiteindelijk de belasting moet dragen) betaalt. Zie bijvoorbeeld Van Hilten/Van Kesteren, Omzetbelasting, Kluwer, Deventer, 2007, blz. 219 en 220.
49 De Engelse Court of Appeal lijkt er, gelet op de in punt 6.8.3 aangehaalde prejudiciële vragen, van uit te gaan dat het begrip 'normale handelstransacties' ziet op de transacties van het tussengeschoven lichaam. Hoewel punt 80 van het arrest Halifax nogal cryptisch is en niet in duidelijkheid uitblinkt, meen ik dat daaruit niet anders kan worden opgemaakt dan dat het HvJ EG met de term 'normale handelstransacties' doelt op de economische activiteiten van de (vrijgestelde) ondernemer die het belastingvoordeel geniet.
50 De figuur van de fiscale eenheid is destijds in de Zesde richtlijn opgenomen als maatregel om misbruik tegen te gaan. Zie de toelichting op artikel 4 van het voorstel voor een Zesde richtlijn: "Verder is het wenselijk gebleken (...) een nadere nuancering aan te brengen op grond waarvan de lidstaten in hoedanigheid van belastingplichtige niet systematisch behoeven te verbinden aan het begrijp strikt juridische zelfstandigheid, zulks (...) ter vermijding van bepaalde misbruiken (bijv. de splitsing van een onderneming in verscheidene belastingplichtigen ten einde van een bijzondere regeling te kunnen genieten)". Zie V-N 15 september 1973, nr. 18A, blz. 752.
51 Vergelijk artikel 9, lid 3, onderdeel b, van de Zesde richtlijn, thans artikel 58, aanhef en onderdeel b, van richtlijn 2006/112/EG. Met ingang van 1 april 1991 werd - bij wet van 7 maart 1991, Stb. 1991, 96 - de Wet zodanig aangepast (door de introductie van artikel 6, lid 2, onderdeel e, in de Wet) dat de IJslandconstructie ten grave gedragen kon worden.
52 Wet van 18 december 1995, Stb. 1995, 659.
53 Uit punt 54 van het arrest van het HvJ EG van 8 mei 2003, Seeling, C-269/00, BNB 2004/1 m.nt. Van Kesteren, en punt 46 van het arrest van het HvJ EG van 14 september 2006, Wollny, C-72/05, V-N 2006/50.13 kan worden opgemaakt dat de (duur van de) herzieningstermijn een bewuste keuze van de gemeenschapswetgever is geweest. Denkbaar zou wel zijn dat Nederland op de voet van artikel 395 van richtlijn 2006/112/EG (vgl. artikel 27 van de Zesde richtlijn) een machtiging aanvraagt om die termijn te verlengen.
54 Er ligt momenteel een wetsvoorstel in de 'ijskast' dat betrekking heeft op de bestrijding van constructies met (on)roerende zaken: Wetsvoorstel wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de aanpak van constructies met betrekking tot (on)roerende zaken alsmede in verband met een aanpassing op enkele onderdelen, Kamerstukken II, 2004/05, 30 061. Bij brief van 29 augustus 2008 heeft de staatssecretaris aan de voorzitter van de Tweede Kamer laten weten, dat hij het raadzaam acht om de ontwikkelingen in de jurisprudentie rondom 'misbruik' af te wachten (Brief van de staatssecretaris van Financiën van 29 augustus 2008, nr. DV 2008-676U, V-N 2008/43.18).
55 Ik lees in het cassatieberoepschrift wel dat belanghebbende meent dat niet in strijd met het doel van de wettelijke bepalingen is gehandeld, nu deze bepalingen nu eenmaal voorzien in een herzieningstermijn van vijf jaar van roerende zaken in de zin van artikel 13, lid 1, onderdeel b, van de uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 en een automatisch ontstaan van een fiscale eenheid zodra aan de voorwaarden daarvoor wordt voldaan. Tegen de aanname van het Hof dat de constructie is gekozen met als doel het behalen van een (niet door wet en richtlijn beoogd) belastingvoordeel heb ik geen grieven gelezen.
56 Zoals ik al eerder aangaf wordt mijns inziens in de onderhavige constructie niet ten onrechte btw in aftrek gebracht, maar zit het misbruik hem in het (ten onrechte) niet berekenen van btw over de huurtermijnen na de vorming van de fiscale eenheid.
57 In andere zin M.W.C. Soltysik, Misbruik, sale and lease van roerende zaken en de lageprijs-variant met onroerende zaken, WFR 2008/158, paragraaf 7. Hij meent dat de herdefiniëring zou moeten leiden tot de situatie alsof het Ziekenhuis de roerende zaken rechtstreeks van de leveranciers zou hebben afgenomen.
58 De nationale rechterlijke instanties zijn belast met de toepassing van het gemeenschapsrecht terwijl het HvJ EG belast is met de uitlegging van dit gemeenschapsrecht. Dit volgt reeds uit het arrest van het HvJ EG van 6 oktober 1982, Cilfit, 283/81, Jurispr. blz. 3415, punt 7. Ook wijs ik op het arrest van het HvJ EG van 27 oktober 2005, Levob Verzekering en OV Bank, C-41/04, BNB 2006/115 m.nt. Van Zadelhoff, punt 23. Soms geeft het HvJ nadere aanwijzingen om de verwijzende rechter een nuttig antwoord te kunnen geven. Zie in dit verband bijvoorbeeld HvJ EG 21 februari 2006, Halifax, C-255/02, BNB 2006/170 m.nt. Bijl, punt 77; HvJ EG 21 februari 2008, Part Service, C-425/06, BNB 2009/1 m.nt. Swinkels, punt 56; HvJ EG 22 december 2008, Magoora, C-414/07, V-N 2009/3.25, punt 33; HvJ EG 4 juni 2009, SALIX Grundstücks-Vermietungsgesellschaft, C-102/08, V-N 2009/28.13, punt 44 en HvJ EG 18 juni 2009, Stadeco, C-566/07, V-N 2009/31.14, punt 43.
59 De zaak is bij het HvJ EG geregistreerd onder nummer C-103/09. Zie PB 6 juni 2009, C 129. De bij de vragen behorende voetnoot heb ik niet opgenomen.
60 MvH: In punt 69 van het arrest Halifax overwoog het HvJ EG: "69 De gemeenschapsregeling mag immers niet zo ruim worden toegepast, dat zij misbruiken van ondernemers zou dekken, dat wil zeggen transacties die niet zijn verricht in het kader van normale handelstransacties, maar uitsluitend met het doel om de door het gemeenschapsrecht toegekende voordelen onverschuldigd te verkrijgen (zie in die zin met name arresten van 11 oktober 1977, Cremer, 125/76, Jurispr. blz. 1593, punt 21, en 3 maart 1993, General Milk Products, C-8/92, Jurispr. blz. I-779, punt 21, en arrest Emsland-Stärke, reeds aangehaald, punt 51)."
61 MvH: Zie onderdeel 6.4.4 van deze conclusie.
62 MvH: In punt 27 van het arrest Ampliscientifica overweegt het HvJ EG: "27 Vervolgens strekt het verbod van misbruik van recht onder meer op het gebied van de btw ertoe, te beletten dat de gemeenschapsregeling zo ruim wordt toegepast dat zij misbruiken van marktdeelnemers zou dekken, dat wil zeggen transacties die niet zijn verricht in het kader van normale handelstransacties, maar uitsluitend met het doel om de door het gemeenschapsrecht toegekende voordelen onverschuldigd te verkrijgen (zie arrest van 21 februari 2006, Halifax e.a., C-255/02, Jurispr. blz. I-1609, punten 69 en 70)."
63 De verwijzingsuitspraak van het Court of Appeal is niet voor publicatie vrijgegeven. De uitspraak van de High Court of Justice is te vinden via de link http://www.bailii.org/ew/cases/EWHC/Ch/2008/30.html.
64 Uit de uitspraak van de High Court of Justice leid ik af dat ook in de Weald-zaak de aan te schaffen goederen werden geselecteerd door personeel van de uiteindelijke gebruikers van de goederen en dat die goederen ook rechtstreeks bij de gebruikers werden afgeleverd.