1 In V-N wordt als datum van deze conclusie abusievelijk 1 september 2009 vermeld.
2 Blijkens het verweerschrift bij de Rechtbank en het nader te noemen rapport van het boekenonderzoek is de volledige naam van de stichting: de stichting B.
3 Blijkens het nader te noemen rapport van het boekenonderzoek, blz. 8, is in eerste instantie geen rente op deze lening in rekening gebracht. In een brief van 31 maart 2005 wordt volgens het rapport melding gemaakt van het alsnog in rekening brengen van een bedrag aan rente.
4 Belanghebbende is opgericht voor aankopen in het jaar 2000. Voor de aanschaf van goederen in het jaar 2001 is cv X2 opgericht, voor het jaar 2002 cv X3 en voor het jaar 2003 cv X4. Zie ook punt 2.11 van deze conclusie.
5 In het nader te noemen rapport van het bij belanghebbende ingestelde boekenonderzoek, blz. 7, is aangegeven dat het gaat om de kostprijs exclusief omzetbelasting. Voorts blijkt uit het rapport dat de aanschaf van goederen via de cv's niet plaatsvindt bij investeringen in automatisering.
6 Deze huurovereenkomst is door belanghebbende ingebracht als bijlage 8 bij de motivering van het beroepschrift bij de Rechtbank.
7 Tot de door Hof 's-Hertogenbosch van Rechtbank Breda overgenomen vastgestelde feiten behoort de vaststelling (zie punt 2.1.6 van de hofuitspraak en punt 2.6 van de uitspraak van de Rechtbank) dat belanghebbende ter zitting - MvH: bedoeld zal zijn de zitting bij Rechtbank Breda - heeft verklaard dat het ziekenhuis in alle gevallen gebruik heeft gemaakt van de optie.
8 In het rapport van het hierna te melden boekenonderzoek, blz. 5, is aangegeven dat aan het Ziekenhuis ook een koopoptie op de aandelen in de BV is verleend voor een bedrag ter grootte van de lening. Deze optie is in cassatie niet van belang.
9 Het wordt niet helemaal duidelijk hoe belanghebbende haar aankopen heeft gefinancierd. De commanditaire vennoot heeft bij oprichting € 4.538 aan kapitaal ingebracht. Voorts heeft zij in 2000 € 1.709.304 aan kapitaal bijgestort. Daarnaast heeft belanghebbende huurinkomsten ontvangen. Volgens blz. 5 van het rapport van het boekenonderzoek bedroeg de huurprijs per jaar € 260.294. Over de huurprijs is door belanghebbende € 28.654 aan omzetbelasting voldaan. Voorts heeft belanghebbende € 468.825 aan omzetbelasting teruggevraagd en ontvangen. De inkomsten van belanghebbende (huurprijs exclusief omzetbelasting - immers de over de huursom ontvangen omzetbelasting is op aangifte voldaan en kan daarom in deze berekening buiten beschouwing blijven - vermeerderd met de teruggevraagde omzetbelasting) en kapitaalstortingen (het kapitaal bij oprichting vermeerderd met bijstortingen) bedroegen gezamenlijk volgens deze berekening € 2.442.961. Belanghebbende heeft voor € 2.681.548 aan roerende zaken aangeschaft. Belanghebbende lijkt € 238.587 te weinig aan inkomsten te hebben gehad om alle uitgaven te kunnen betalen.
10 Het rapport van het boekenonderzoek is opgesteld door de Inspecteur van de Belastingdienst/P.
11 De inspecteur van de Belastingdienst/R.
12 Op grond van artikel 19 van het Verdrag betreffende de Europese Unie het van het Hof van Justitie van de Europese Unie deel uitmakende Hof van Justitie; vóór 1 december 2009 Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen. Ik hanteer de afkorting HvJ zowel voor de periode waarin het Hof van Justitie nog van de Europese Gemeenschappen was als voor de periode daarna.
13 Belanghebbende wijst op de arresten van de Hoge Raad van 16 september 1992, nr. 27162, LJN ZC5077, BNB 1993/223 m.nt. Finkensieper, 31 augustus 1998, nr. 33483, LJN AA2359, BNB 1998/354 m.nt. Van Hilten en 28 april 1999, nr. 33482, LJN AA2744, BNB 1999/349 m.nt. Van Zadelhoff.
14 Richtlijn 77/388/EEG van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, Pb L 145, blz. 1.
15 Letterlijk: misbruik (of zelfs, als ik mijn woordenboek Latijn erop nasla, verkrachting) van de wet. Het leerstuk wordt ook wel als 'wetsontduiking' betiteld.
16 R.E.C.M. Niessen, Fraus legis in de 21e eeuw, NTFR Beschouwingen 2011/2 [6].
17 R.E.C.M. Niessen, Fraus legis in de 21e eeuw, NTFR Beschouwingen 2011/2 [6].
18 In Nederland geldt van oudsher het adagium dat een belastingplichtige uit de verschillende mogelijkheden die de wet biedt, zo mag kiezen dat het aan belasting te betalen bedrag zo laag mogelijk is. Ik verwijs naar de dissertaties van M.A. Kakebeeke-Van der Put, Wetsontduiking, Kluwer, Deventer, 1961, blz. 116 (overigens niet specifiek over belastingontwijking), van Ch.P.A. Geppaart, Fiscale rechtsvinding, FED, Amsterdam, 1965, blz. 189 en van R.L.H. IJzerman, Het leerstuk van de wetsontduiking in het belastingrecht, Kluwer, Deventer, 1991.
19 Daaraan voegde de Hoge Raad overigens toe dat de toepassing van het leerstuk van wetsontduiking wel aan de orde kan komen indien een aandeelhouder het te verwerven aandelenpakket op kunstmatige wijze uitsplitst over verschillende vennootschappen (om op die manier eraan te ontkomen als onroerendgoedlichaam in de zin van de Wet op de belastingen van rechtsverkeer te worden aangemerkt).
20 Vgl. R.E.C.M. Niessen, Fraus legis in de 21e eeuw, NTFR Beschouwingen 2011/2 [6] en de daarin vermelde jurisprudentie, en G.G.M. Kortenaar, Fraus legis in de omzetbelasting, in: De Ware Koningin der belastingen (Reugebrinkbundel), Fed, Deventer, 1990, blz. 65.
21 Zo meende Tweede Kamerlid Vreugdenhil dat moeilijk kan worden gezegd dat sprake is van laakbaar handelen als de wetgever de mogelijkheid gewoon openlaat. Zie Handelingen II 1987/88, 20 030, TK 105-5928 en 5929.
22 Totdat wetgeving - met ingang van 31 maart 1995, 18.00 uur - een eind maakte aan de werking van deze constructies. Zie de Wet van 18 december 1995 tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968, de Wet op belastingen van rechtsverkeer en enkele andere belastingwetten in verband met de bestrijding van constructies met betrekking tot onroerende zaken, Stb. 1995, 659.
23 Vgl. de in 5.2.1 onder iii) vermelde voorwaarde voor toepasbaarheid van fraus legis.
24 MvH: Een bepaling als artikel 27 van de Zesde richtlijn is thans opgenomen in artikel 395 van de btw-richtlijn.
25 Ik verwijs naar bijvoorbeeld de arresten van het Hof van Justitie van 3 december 1974, Van Binsbergen, 33/74, NJ 1975, 129, punt 13, van 10 januari 1985, Leclerc, 229/83, punt 27, van 21 juni 1988, Lair, 39/86, punt 43, van 3 maart 1993, General Milk Products, C-8/92, punt 21 van 5 oktober 1994, TV10, C-23/93, punt 21, en van 2 mei 1996, Paletta, C-206/94, punt 24.
26 Inmiddels heeft de Italiaanse rechter (Corte suprema di cassazione) het HvJ prejudiciële vragen voorgelegd omtrent het verbod van misbruik van recht in andere materie dan dat van geharmoniseerde belastingen en in afgeleid gemeenschapsrecht geregelde kwesties. Zie zaak Safilo, C-529/10 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend bij het HvJ op 16 november 2010).
27 G.G.M. Kortenaar, Fraus legis in de omzetbelasting, in De Ware Koningin der belastingen (Reugebrinkbundel), Fed, Deventer, 1990, blz. 64, maakt overigens op nationaal niveau onderscheid tussen fraus legis en misbruik van recht. Hij beschouwt als misbruik van recht de situatie waarin een op zich geoorloofde handeling ontoelaatbaar nadeel toebrengt aan andere personen in de uitoefening van hun subjectieve rechten of bevoegdheden, terwijl het zijns inziens bij fraus legis gaat om een soortgelijke inbreuk, echter op het objectieve recht.
28 HvJ 12 mei 1998, Kefalas e.a., C-367/96, NJ 1999/239.
29 HvJ 23 maart 2000, Diamantis, C-373/97, NJ 2000/531.
30 De geldigheid van deze richtlijn eindigde met de inwerkingtreding, op 15 december 2009, van Richtlijn 2009/133/EG van de Raad van 19 oktober 2009 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor fusies, splitsingen, gedeeltelijke splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil met betrekking tot vennootschappen uit verschillende lidstaten en voor de verplaatsing van de statutaire zetel van een SE of een SCE van een lidstaat naar een andere lidstaat (Pb L 310 blz. 34-46).
31 Als aangegeven in punt 5.2.4. wordt fraus legis in Nederland ook wel gerepareerd door substitutie van de gewraakte rechtshandelingen door 'naastgelegen' rechtshandelingen die wel tot heffing leiden.
32 Uit punt 12 van het arrest blijkt dat Halifax voor het grootste gedeelte van haar diensten van btw is vrijgesteld en dat zij minder dan 5% van de voorbelasting in aftrek kon brengen.
33 De constructie was complexer dan hier weergegeven. Ook speelde een rol dat de herzieningstermijn op onroerende zaken ontlopen werd, door het onroerende goed zó ter beschikking te stellen dat het voor de Britse regelgeving niet als investeringsgoed gold. Zie voor een omschrijving van de constructie de punten 12-35 van het arrest Halifax.
34 Tot deze conclusie komt ook T. Vroon, Vreemd is niet gek, Btw-brief 2011, nr. 3 [29]. Hij vindt dat een vergaande en niet helemaal logische vaststelling.
35 Engels: 'could arise', Frans: 'pouvant éventuellement résulter' en Duits: 'ergeben kann'.
36 De cursivering is van mij.
37 Volledigheidshalve zij opgemerkt dat een belastingbesparing ook voor een belaste ondernemer plezierig kan zijn, in die zin dat geen btw behoeft te worden voorgefinancierd. Er is dan weliswaar geen sprake van echte belastingbesparing, maar wel van besparing van financieringskosten.
38 Zie M.W.C. Soltysik, Misbruik, sale and lease van roerende zaken en de lageprijs-variant met onroerende zaken, WFR 2008/158, paragraaf 3. Ook in mijn conclusie van 1 oktober 2009, nr. 08/05317, LJN BK1057, V-N 2009/65.19, punt 6.4.4 ging ik daar van uit.
39 Fraude en misbruik van recht zijn mijns inziens verschillende grootheden. Heel kort gezegd: ingeval van misbruik van recht wordt bij een gegeven (c.q. geconstrueerd) feitencomplex gebruik gemaakt van de regelgeving om in strijd met het doel van de regelgeving een belastingvoordeel te verkrijgen; ingeval van fraude worden de op een bepaald feitencomplex toepasselijke regels willens en wetens juist niet toegepast, c.q. worden regels toegepast die niet van toepassing zijn op het gegeven feitencomplex (denk aan de toepassing van het nultarief wetende dat niet aan de voorwaarden daarvoor is voldaan).
40 Bedoeld zijn de Engelse bepalingen op grond waarvan bij gelieerdheid tussen partijen de normale waarde van een transactie als maatstaf van heffing wordt gehanteerd. In Nederland kennen we een dergelijke bepaling niet.
41 Het arrest RBS Deutschland is door dezelfde kamer (de derde) gewezen als het arrest Weald Leasing, zij het in iets andere samenstelling, doch wel met dezelfde rapporteur.
42 T. Vroon, Vreemd is niet gek, Btw-brief 2011, nr. 3 [29] merkt op dat dit wringt met de vaststelling in het arrest Weald Leasing waarin juist de normale bedrijfsvoering buiten beschouwing werd gelaten. De auteur concludeert dat de omstandigheid dat transacties niet binnen de normale bedrijfsvoering passen niet kan bijdragen aan de conclusie dat sprake is van misbruik, maar misbruik mogelijk wel kan worden afgeweerd als de bijzondere transacties binnen de normale bedrijfsvoering passen.
43 Hoewel het uit het arrest niet zonder meer blijkt, ga ik ervan uit dat Italië een beginsel of bepalingen kent op grond waarvan rechtsmisbruik verboden is en bestreden moet worden. Vgl. onderdeel 6.1 van deze conclusie.
44 In het arrest van 27 september 2007, Collée, C-146/05, BNB 2008/12 m.nt. Bijl, oordeelde het HvJ in punt 39 dat een opgezette constructie (het tussenschakelen van een tussenpersoon om een provisie te verkrijgen) geen misbruik van recht is, aangezien deze tussenschakeling niet het verkrijgen van een ongerechtvaardigd belastingvoordeel beoogde. Het oogmerk van het tussenschakelen van de tussenpersoon was immers om de desbetreffende provisies binnen te slepen. In het arrest van 8 mei 2008, Ecotrade, C-95/07 en C-96/07, V-N 2008/23.20, punt 71, oordeelde het HvJ dat het niet nakomen van boekhoudkundige verplichtingen niet kan worden gelijkgesteld met misbruik van gemeenschapsrecht, als vaststaat dat een dergelijke handeling niet is verricht met het oog op het verkrijgen van een ongerechtvaardigd belastingvoordeel.
45 Zie ook M.W.C. Soltysik, 'Het arrest Part Service: het vervolg op Halifax', MBB, 2008/5.
46 In het arrest Part Service herhaalt het HvJ deze overweging, zij het in wat andere bewoordingen, in punt 62.
47 MvH: bedoeld wordt naar ik aanneem de constatering dat een belastingvoordeel dat wordt toegekend in strijd met het doel dat door de relevante bepalingen van de Zesde richtlijn en van de nationale wettelijke regeling tot omzetting van deze richtlijn wordt nagestreefd. Bij de keuze om goederen te leasen in plaats van te kopen is er immers reeds een belastingvoordeel, zie onderdeel 6.3.5 van deze conclusie.
48 Thans is de mogelijkheid om dergelijke bepalingen in de nationale wetgeving op te nemen te vinden in artikel 80 van de btw-richtlijn. Tussenkomst van de Commissie c.q. machtiging van de Raad is daarvoor niet meer nodig.
49 Zoals bij de bestrijding van de zogenoemde IJslandconstructie die in de jaren tachtig van de vorige eeuw populair was en die met gebruikmaking van het bepaalde in artikel 9, lid 3, aanhef en onderdeel b, van de Zesde richtlijn (thans artikel 59bis, aanhef en onderdeel b, van de btw-richtlijn) met ingang van 1 april 1991 (Wet van 7 maart 1991, Stb. 1991, 96) ten aanzien van Nederland ten einde kwam door de invoeging in de Wet van artikel 6, lid 2, aanhef en onderdeel e van de Wet. Zie punt 5.3.1.
50 Zoals bij de bestrijding van de onroerend goed constructies (vgl. onderdeel 5.3 van deze conclusie. Deze constructies werden bij Wet van 18 december 1995, Stb. 1995, 659 (met ingang van 31 maart 1995, 18.00 uur) ten grave gedragen.
51 Voor de goede orde: dit is een andere situatie dan die welke ik in onderdeel 6.1 besprak. Daar ging het om de vraag of het communautaire beginsel misbruik van recht (bij richtlijnrecht) op nationaal niveau altijd kan worden toegepast, of dat daarvoor een 'nationale' mogelijkheid moet bestaan. Hier is die stap al genomen en gaat het om de vraag of een lidstaat die geen gebruik heeft gemaakt van de uitdrukkelijke mogelijkheid wettelijke antimisbruikmaatregelen te treffen, mag terugvallen op haar 'ongeschreven' antimisbruikleerstuk (in Nederland; fraus legis).
52 Uit de processtukken volgt dat het ziekenhuis ten minste in overwegende mate vrijgestelde prestaties verricht. In het rapport van het boekenonderzoek, blz. 11, wordt opgemerkt dat het ziekenhuis kwalificeert als vrijgesteld ondernemer in de zin van artikel 11, lid 1 letter c van de Wet op de omzetbelasting 1968. Tot de processtukken behoort een verklaring van een lid van de Raad van Bestuur van het Ziekenhuis waarin wordt verklaard dat de goederen die van de c.v. X1 t/m X4 zijn geleased voor vrijgestelde prestaties zijn gebruikt. In het verweerschrift, blz. 3, voor de Rechtbank spreekt de Inspecteur doelende op het ziekenhuis over: "een ondernemer die in overwegende mate vrijgestelde prestaties verricht". De Inspecteur merkt in het verweerschrift, blz. 4, voorts op: "een ziekenhuis verricht immers ook belaste prestaties."
53 Ik ga daarbij uit van een lineaire afschrijving.
54 MvH: bedoeld zal zijn: investeren.