ECLI:NL:PHR:2012:BT2182
Parket bij de Hoge Raad
- M. Knigge
- Rechtspraak.nl
Beslag op inbeslaggenomen geldbedrag en de motivering van de rechtbank
In deze zaak gaat het om een beklagprocedure betreffende de teruggave van een inbeslaggenomen geldbedrag van € 40.000,-. De Rechtbank te Haarlem heeft het beklag van klager ongegrond verklaard, waarbij de officier van justitie stelde dat het belang van de strafvordering zich verzet tegen teruggave van het geld. De rechtbank oordeelde dat klager niet voldoende had aangetoond dat het geld uit een onverdachte bron afkomstig was, vooral omdat hij wisselend had verklaard over de herkomst van het geld. Klager heeft hiertegen cassatieberoep ingesteld, vertegenwoordigd door mr. D.M. Penn, advocaat te Maastricht.
De Hoge Raad herhaalt in zijn arrest de overwegingen uit een eerdere uitspraak en oordeelt dat de motivering van de rechtbank onvoldoende is. De enkele omstandigheid dat klager en een derde wisselende verklaringen hebben afgelegd, is niet voldoende om te concluderen dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter het geld verbeurd zal verklaren. De Hoge Raad benadrukt dat het oordeel van de rechtbank enkel is gebaseerd op de wisselende verklaringen van klager, zonder dat er voldoende bewijs is geleverd over de herkomst van het geld.
De conclusie van de Advocaat-Generaal is dat de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd moet worden, omdat de motivering niet voldoet aan de eisen die aan een dergelijk oordeel gesteld worden. De Hoge Raad zal een beslissing nemen op basis van de analoge toepassing van artikel 440 van het Wetboek van Strafvordering, waarbij de rechtbank opnieuw moet oordelen over de teruggave van het in beslag genomen geldbedrag.