ECLI:NL:PHR:2012:BT2693

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
10 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/05567 B
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Vellinga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op inbeslaggenomen auto en eigendomsrecht

In deze zaak gaat het om een beklag tegen de inbeslagneming van een BMW X5. Klager stelt eigenaar te zijn van de auto die onder X inbeslag is genomen. De Rechtbank heeft het klaagschrift ongegrond verklaard, waarbij zij heeft overwogen dat klager als rechthebbende kan worden aangemerkt. Echter, door de wijze van overdracht van de auto en de gemaakte afspraken is de eigendom bij X of diens vriendin komen te liggen. De Rechtbank heeft haar beslissing niet voldoende gemotiveerd, wat leidt tot onduidelijkheid over de eigendomssituatie.

De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad heeft in zijn conclusie aangegeven dat de Rechtbank niet duidelijk heeft gemaakt hoe de eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden. Klager had een overeenkomst met [betrokkene 1] waarbij hij de BMW X5 zou kopen en [betrokkene 1] zou hem introduceren in de racerij. De Rechtbank laat in het midden of het beslag is gelegd op basis van artikel 94 of 94a van het Wetboek van Strafvordering, maar concludeert dat klager niet als rechthebbende kan worden aangemerkt.

De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de motivering van de Rechtbank niet begrijpelijk is, vooral omdat de uitlatingen van klager suggereren dat er een verrekening zou plaatsvinden. De Rechtbank heeft de aard van deze verrekening niet toegelicht, wat de onduidelijkheid vergroot. Het middel van cassatie dat door klager is ingediend, slaagt, en de conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en verwijzing naar het gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling van het beklag.

Conclusie

Nr. 10/05567 B
Mr. Vellinga
Zitting: 20 september 2011
Conclusie inzake:
[Klager]
1. Bij beschikking van 13 oktober 2010 heeft de Rechtbank te Arnhem het beklag tegen de inbeslagneming van een auto, merk BMW, ongegrond verklaard.
2. Namens klager heeft mr. J.L.M. Arets, advocaat te Landgraaf, één middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel klaagt over motiveringsgebreken.
4. De Rechtbank heeft het beklag - na overwogen te hebben dat het onderzoek in een raadkamerprocedure op basis van een klacht ex art. 552a Sv, gelet op de aard van die procedure niet anders dan summier kan zijn - ongegrond verklaard op de volgende gronden:
"Uit de door het Openbaar Ministerie overgelegde stukken betreffende deze zaak blijkt dat klager op zeker moment is gehoord en het volgende verklaart:
... Daarna zei hij (bedoeld wordt [betrokkene 1]) dat zijn vriendin graag een BMW X5 wilde rijden. Hij vroeg me of ik een BMW X5 kon kopen en aan hem ter beschikking zou kunnen stellen tot dat met de racerij zou functioneren. Dan zou men dat kunnen verrekenen. Ook dat heb ik gedaan (... ) Nadat ik alles had afgewikkeld kwam [betrokkene 1] dan in juni 2008 weer bij mij in het kantoor in [plaats]. Daar overhandigde ik hem de BMW X5 met het kenteken [AA-00-BB] samen met de sleutels en wagenpapieren.
Uit voornoemde verklaring van klager, maar ook uit hetgeen klager in raadkamer heeft opgemerkt, kan blijken dat klager een overeenkomst had met [betrokkene 1], inhoudende dat klager voor hem een personenauto van het merk BMW X5 zou kopen en [betrokkene 1] als tegenprestatie de zoon van klager zou introduceren in de racerij.
Klager, die stelt rechthebbende te zijn, kan als rechthebbende worden aangemerkt echter door de wijze van overdracht van het beslag alsmede de daarbij gemaakte afspraken is de eigendom van het beslag bij beslagene c.q. zijn vriendin [betrokkene 2], komen te liggen.
De raadkamer zal derhalve beslissen als hierna te melden en neemt daarbij de desbetreffende wetsartikelen in aanmerking."
5. Of het beslag is gelegd op de voet van art. 94 Sv of op de voet van art. 94a Sv laat de Rechtbank in het midden. In het oordeel van de Rechtbank, dat de eigendom van de BMW bij [betrokkene 1] of diens vriendin is komen te berusten ligt kennelijk besloten dat - voor het geval het beslag is gelegd op de voet van art. 94 Sv - klager niet redelijkerwijs als rechthebbende(1) kan worden aangemerkt dan wel dat - voor het geval het beslag is gelegd op de voet van art. 94a Sv - klager niet buiten redelijke twijfel als eigenaar(2) van de BMW kan worden aangemerkt.
6. In de toelichting op het middel wordt onder meer geklaagd dat de Rechtbank haar gedachtegang niet duidelijk heeft gemaakt.
7. Kennelijk is de Rechtbank van oordeel dat uit ter beschikking stellen van de door klager gekochte auto, gepaard gaande met de overhandiging van de sleutels en de wagenpapieren, kan worden afgeleid dat klager daarmee de eigendom van de auto aan [betrokkene 1] heeft overgedragen. Bij gebreke van nadere motivering acht ik dit oordeel niet begrijpelijk. Uit een en ander kan wel worden afgeleid dat klager de auto feitelijk in de macht van [betrokkene 1] heeft gebracht maar niet zonder meer dat hij daarmee de eigendom van de auto ook aan [betrokkene 1] heeft overgedragen. De motivering is temeer onbegrijpelijk nu de uitlatingen van klager waarop de Rechtbank haar oordeel baseert mede inhouden, dat [betrokkene 1] en hij zijn overeengekomen te kunnen verrekenen totdat de racerij zou functioneren. Die verrekening kan niet alleen op de overname van de BMW door [betrokkene 1] of diens vriendin betrekking hebben maar evenzeer op het gebruik van de BMW door [betrokkene 1] of diens vriendin. Niettemin laat de Rechtbank de aard van die verrekening in het midden.
8. In de toelichting op het middel wordt ten onrechte een beroep gedaan op het bepaalde in art. 359 Sv en art. 6 EVRM. Geen van deze bepalingen is in een procedure als de onderhavige van toepassing. (3)
9. Het middel slaagt.
10. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop de bestreden beschikking zou dienen te worden vernietigd.
11. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar het gerechtshof te Arnhem teneinde op het bestaande beklag opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 HR 28 september 2010, BL2823, 2010, 654, m.nt. P.A.M. Mevis, rov. 2.1.2.
2 HR 28 september 2010, BL2823, 2010, 654, m.nt. P.A.M. Mevis, rov. 2.1.5.
3 Zie onder meer HR 11 oktober 2005, LJN AU4086, NJ 2006, 613 en HR 24 november 2009, LJN BI2281, NJ 2009, 606.