4. De stukken van het geding houden voor zover hier van belang het volgende in.
- Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van 19 juli 2007 heeft verbalisant [verbalisant 1] op 19 juli 2007 per E-mail een verklaring gekregen van de manager van verzoekster, [betrokkene 1], waarin als adres wordt opgegeven: [a-straat 1], Wilmslow, Cheshire, Verenigd Koninkrijk.
- Op 8 april 2008 verzendt het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) een transactievoorstel aan verzoekster. Het adres op de brief vermeldt: [a-straat 1], Wilmslow, Cheshire, Grootbrittannië. Blijkens een aan het Parket Rotterdam gerichte brief van 24 juni 2008 van [...], Hoofd OM-afdoening & Transacties (CJIB), is dit transactievoorstel onbestelbaar retour ontvangen. Bij deze correspondentie bevindt zich een "aangetekende" enveloppe, waarop als handgeschreven adres staat "[b-straat 1] Islew, Middlesex, UK," (1) en waarop aangetekend is "moved from this address; Return to sender." Het (Engelse) poststempel laat als zichtbare datum zien: 9-IV. Op grond hiervan valt aan te nemen dat de op 8 april 2008 gedateerde brief van het CJIB niet naar Wilmslow maar naar Middlesex is gezonden.
- De dagvaardingen voor de terechtzitting in eerste aanleg van 9 maart 2009 zijn op 11 december 2008 uitgereikt aan de griffier omdat van de geadresseerde geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is en voorts zijn, door middel van aangetekende post, afschriften verzonden aan de adressen:
- [a-straat 1], Wilmslow, Cheshire, Groot-Brittannië, en
- [b-straat 1] Islew, Middlesex, Groot-Brittannië.(2) Bij deze dagvaardingen is een Engelse vertaling gevoegd van de dagvaarding, "summons", met daarbij een Engelse vertaling van de bijsluiter.
- Het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 maart 2009 houdt in dat verzoekster noch een raadsman ter terechtzitting is verschenen. Verzoekster is op voornoemde datum door de politierechter te Rotterdam bij verstek veroordeeld tot twee geldboetes, respectievelijk van € 4.000,- en € 8.000,-.
- Op 6 april 2009 is de mededeling uitspraak uitgereikt aan de griffier omdat van de geadresseerde geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is en is deze als gewone brief verzonden naar het adres: [b-straat 1] Islew, Middlesex, Groot-Brittannië.
- Op 7 juli 2009 heeft verzoekster hoger beroep ingesteld. De appèlakte vermeldt als adres van verzoekster: [b-straat 1] Islew, Middlesex, Groot-Brittannië.(3)
- Op 17 augustus 2009 is bij de Rechtbank Rotterdam een brief ingekomen van [betrokkene 1], [verdachte], gericht aan de rechtbank inhoudende - kort gezegd - dat zij hoger beroep heeft ingesteld bij (meegestuurde kopie van de) brief van 7 juli 2009 en verzoekt om details hoe zij tegen de opgelegde boete kan opkomen. Deze brief vermeldt als adres: [c-straat 1], Bramhall, Cheshire, England.
- De dagvaardingen voor de terechtzitting in hoger beroep van 11 februari 2011 zijn op respectievelijk 30 november 2010 en 14 januari 2011 uitgereikt aan de griffier van de rechtbank te 's-Gravenhage, "omdat van de geadresseerde geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is"(4). Voorts vermelden de aktes dat afschriften zijn verstuurd naar de adressen:
- [b-straat 1] Islew, Middlesex, Groot-Brittannië,
- [a-straat 1], Wilmslow, Cheshire, United Kingdom (Groot-Brittannië)(5); en
- [c-straat 1], Bramhall, Cheshire, United Kingdom (Groot-Brittannië).
- Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 11 februari 2011 houdt in dat verzoekster niet is verschenen en dat aldaar tegen haar verstek is verleend. Op die datum heeft het hof verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep.
- Op 8 maart 2011 is namens verzoekster door mr. L.E.G. van der Hut, advocaat te 's-Gravenhage beroep in cassatie ingesteld. De akte cassatie vermeldt als adres: Bramhall, Cheshire, (Groot-Brittannië), [c-straat 1].
4. Blijkens de toelichting klaagt het middel dat de dagvaarding in eerste aanleg en de appèldagvaarding niet had mogen plaatsvinden per post maar had moeten geschieden door tussenkomst van de bevoegde buitenlandse autoriteit of instantie.
5. Voor de beoordeling van het middel zijn de navolgende wettelijke bepalingen van belang.
- Art. 532 Sv luidt:
"Op de kennisgeving van gerechtelijke mededelingen aan een rechtspersoon, maatschap of vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, een doelvermogen of rederij zijn de artikelen 585-587, 588, tweede en vierde lid, 588a, 589, eerste, derde en vierde lid, en 590, eerste en derde lid, van overeenkomstige toepassing."
- Art. 588, tweede lid, Sv, luidt:
"De uitreiking aan de geadresseerde van wie de woon- of verblijfplaats in het buitenland bekend is, geschiedt door toezending van de mededeling door het openbaar ministerie, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomst van de bevoegde buitenlandse autoriteit of instantie en, voor zover een verdrag van toepassing is, met inachtneming van dat verdrag. Dagvaardingen worden vertaald in de taal of een van de talen van het land waar de geadresseerde verblijft dan wel, voor zover aannemelijk is dat hij slechts een andere taal machtig is, in die taal. Met betrekking tot andere gerechtelijke mededelingen kan volstaan worden met een vertaling van de essentiële onderdelen daarvan. Indien de bevoegde buitenlandse autoriteit of instantie bericht dat de mededeling aan de geadresseerde is uitgereikt, geldt deze uitreiking als betekening in persoon, zonder dat hiervan nog uit een afzonderlijke akte behoeft te blijken."
- Art. 5 van het EU-rechtshulpverdrag (Trb. 2000, 96) luidt:
"1. Elke lidstaat zendt aan de personen die zich op het grondgebied van een andere lidstaat bevinden, voor hen bestemde gerechtelijke stukken rechtstreeks over de post toe.
2. Toezending van gerechtelijke stukken door bemiddeling van de bevoegde autoriteiten van de aangezochte lidstaat kan alleen plaatsvinden indien:
a. het adres van de persoon voor wie het stuk bestemd is, onbekend of twijfelachtig is,
b. het toepasselijke procesrecht van de verzoekende lidstaat een ander bewijs dan het via de postdiensten verkrijgbare bewijs van uitreiking van het stuk aan de geadresseerde verlangt,
c. het stuk niet per post kon worden bezorgd, of
d. de verzoekende lidstaat gegronde redenen heeft om aan te nemen dat verzending over de post zonder resultaat zal blijven of niet toereikend zal zijn.