1 De feiten en het procesverloop zijn ontleend aan rov. 3.1-3.8 van de in cassatie bestreden beschikking van het Hof.
2 Ik merk op dat het Hof zich hier wat betreft het standpunt van de man lijkt te verschrijven. De man heeft in appel namelijk aangevoerd dat de behoefte van de kinderen moet worden vastgesteld op € 254,00 per kind per maand en dat hij draagkracht heeft van € 169,00 per maand voor kinderalimentatie, hetgeen neerkomt op een gestelde draagkracht van € 56,33 per kind per maand. Zie het verweerschrift van de man, onder 4 wat betreft de behoefte van de kinderen en op de laatste bladzijde onder 9 met betrekking tot de draagkracht.
3 Het verzoekschrift is op 18 augustus 2011 ter griffie van de Hoge Raad ingekomen.
4 De rechter is niet verplicht deze richtlijnen te volgen. Het is aan de rechter die over de feiten oordeelt overgelaten te beslissen of en in hoeverre een hem voorgelegd geval zich leent voor een berekening van behoefte en draagkracht aan de hand van de alimentatienormen. Zie bijv. HR 17 juni 1983, LJN: AG4619, NJ 1984, 35; HR 23 januari 1998, LJN: ZC2559, NJ 1998, 365.
5 Zie bijv. HR 1 november 1991, LJN: ZC0400, NJ 1992, 30.
6 Zie bijv. recentelijk de conclusie van A-G Rank-Berenschot voor HR 4 februari 2011, LJN: BO7058, RvdW 2011, 221; HR 7 maart 1986, LJN: AB9688, NJ 1986, 545.
7 Dat ligt anders ingeval van beslissingen omtrent omstandigheden die leiden tot een min of meer definitieve beëindiging van de onderhoudsplicht. Zie bijv. HR 19 oktober 2007, LJN: BA5803, NJ 2007, 563; HR 10 september 1999, LJN: ZC2964, NJ 2000, 82; HR 24 november 1995, LJN: ZC1896, NJ 1996, 260. Zie ook Asser/De Boer I* 2010, nr. 620.
8 Zie bijv. HR 20 mei 2011, LJN: BP4796, RvdW 2011, 649, rov. 3.4; HR 29 juni 2001, LJN: AB2376, NJ 2001, 495.
9 Zie HR 23 januari 1998, LJN: ZC2556, NJ 1998, 707 (m.nt. JdB); HR 5 december 2008, LJN: BF8928, NJ 2009, 2, JPF 2009, 32 (m.nt. PVI).
10 Zie Asser/De Boer I* 2010, nr. 620, met verwijzingen naar HR 29 juni 2001, LJN: AB2376, NJ 2001, 495; HR 17 maart 2000, LJN: AA5173, NJ 2000, 333; HR 4 september 1998, LJN: ZC2696, NJ 1998, 827.
11 Zie o.m. par. 4 van het inleidende verzoekschrift en par. 4 van de aantekeningen van de zijde van de vrouw ten behoeve van de op 26 januari 2010 gehouden mondelinge behandeling.
12 Zie par. 8 van het verweerschrift in eerste aanleg.
13 Blz. 3, eerste alinea.
14 Het enkele feit dat de man de in eerste aanleg door hem betrokken stellingen handhaaft (par. 2 verweerschrift) en in de berekeningen in de bijlage bij de appelschriftuur (prod. 10 e.v.) de Eigenheimzulage niet als post heeft opgenomen, is voor ontsluiting van de rechtsstrijd op dit punt n.m.m. onvoldoende. Blijkens het proces-verbaal is tijdens de op 11 januari 2011 gehouden mondelinge behandeling wel gesproken over de Eigenheimzulage, maar de discussie daar spitste zich enkel toe op de vraag bij wie de toelage (uiteindelijk) is terechtgekomen.
15 Zie bijv. par. 3.10 van het verweerschrift in cassatie. Dat het hier om een daadwerkelijk genoten toelage gaat, blijkt n.m.m. ook uit prod. 17 en 22 bij de brieven van respectievelijk 14 en 18 januari 2010 in de gedingstukken.
16 Deze uit 1893 stammende maatregel (tot de invoering van de Wet Inkomstenbelasting 2001 het 'huurwaardeforfait' geheten) berustte op de gedachte dat de eigen woning dient te worden opgevat als inkomensgenererend vermogensbestanddeel, waartegenover staat dat de op die inkomsten (in feite: het woongenot) drukkende kosten, zoals de hypotheekrente, aftrekbaar zijn. Na de Tweede Wereldoorlog werd aan de hypotheekrenteaftrek een (aanvullende) ratio toegedicht, te weten het stimuleren van eigenwoningbezit. Zie bijv. H.J. Hofstra, R.E.C.M. Niessen, Inleiding tot het Nederlands belastingrecht, Deventer: Kluwer 2010, p. 369.
17 Voor het eerst gepubliceerd in Trema 1994, p. 127 e.v. Het rapport is digitaal beschikbaar op http://www.rechtspraak.nl/Procedures/Landelijke-regelingen/sector-familie-en-jeugdrecht/Documents/rapportkostenkknsept2006.pdf.
18 Zie blz. 7 van het rapport, onder het kopje 'Het gebruik van de tabel eigen bijdrage kosten van kinderen - a) Het inkomen'. Het rapport beschikbaar op: http://www.rechtspraak.nl/Procedures/Landelijke-regelingen/sector-familie-en-jeugdrecht/Documents/Tremarapportversie2008publicatieexemplaar.pdf.
19 Voor de bepaling van het gezinsinkomen in het kader van de behoefte wordt in par. 3.2 (zie het citaat onder 2.16) verwezen naar "de bruto of netto methode", de methodes voor de berekening van de draagkracht verderop in het rapport. Ingeval het inkomen van degene wiens draagkracht berekend wordt hoger is (zoals in casu) dan € 2.000 bruto per maand te vermeerderen met vakantietoeslag, alsmede bij aanwezigheid van andere inkomsten waarop geen loonheffing is ingehouden of die zijn belast in een andere box dan box I en bij ondernemers, wordt het netto besteedbaar inkomen volgens de alimentatienormen benaderd door middel van de zogenaamde bruto methode. Zie par. 4.3 van het Rapport Alimentatienormen 2008.
20 De bijzonderheden omtrent het eigen woningforfait vermeld in het rapport bij post 82 betreffen de situatie na echtscheiding. Voor de berekening van het netto gezinsinkomen moet in casu evenwel worden uitgegaan van de situatie vóór de scheiding.
21 Zie de laatste zin van het onder 2.16 weergegeven citaat.
22 Zie par. 4 van het inleidende verzoekschrift; par. 5 van het beroepschrift.
23 Zie par. 6-7 van het verweerschrift van 20 oktober 2009.
24 Zo wordt ook door de vrouw het standpunt van de man begrepen. Vgl. par. 7 van het verweerschrift van 16 september 2010 in het incidentele beroep.
25 Zie blz. 3, tweede tekstvak.
26 Zie blz. 2.
27 Rapport Alimentatienormen 2008, blz. 21.
28 Zie blz. 7.
29 Zie par. 4 en 9 van het verweerschrift in eerste aanleg, en par. 9 van het verweerschrift in appel.
30 Zie voor met het onderhavige geval vergelijkbare arresten bijv. HR 30 oktober 1998, LJN: ZC2763, NJ 1999, 102; HR 7 maart 2003, LJN: AF1310, JBPr 2003, 43 m.nt. mw. mr. E.L. Schaafsma-Beversluis.
31 Zie par. 6-7 van de conclusie van mijn ambtgenoot Huydecoper voor HR 3 september 2010, LJN: BM7050, NJ 2010, 473.
32 Zie de stukken die horen bij de zesde bullet van de brief van Mr J.A.A.M. Rupert aan het Hof van 29 december 2010.