ECLI:NL:PHR:2012:BV5569
Parket bij de Hoge Raad
- W. Keesom
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding bij tekortkoming in aannemingsovereenkomst en klachtplicht van vennoten
In deze zaak gaat het om een schadevergoeding die eisers tot cassatie vorderen van verweerder, die als vennoot van een vennootschap onder firma (v.o.f.) aansprakelijk wordt gesteld voor gebreken in de uitvoering van een aannemingsovereenkomst. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 5 maart 1999 heeft het Bouwbedrijf, waarvan verweerder medefirmant was, een offerte uitgebracht voor de verbouwing van de boerderij van eisers. Na acceptatie van de offerte zijn de werkzaamheden uitgevoerd en opgeleverd in augustus 2000. In 2004 hebben eisers een procedure aangespannen tegen verweerder, waarbij zij vorderden dat verweerder zou worden veroordeeld tot betaling van schadevergoeding wegens gebreken in de uitvoering van de verbouwing. De rechtbank heeft in een tussenvonnis een deskundige benoemd om de gebreken te onderzoeken. De deskundige heeft vastgesteld dat er verschillende gebreken waren, maar de rechtbank heeft niet alle gebreken inhoudelijk behandeld, omdat niet was gebleken dat eisers tijdig hadden geklaagd over deze gebreken.
Eisers hebben hoger beroep ingesteld bij het hof Amsterdam, dat in zijn eindarrest van 28 september 2010 oordeelt dat eisers niet tijdig hebben geklaagd over de gebreken. Het hof concludeert dat de gebreken pas kenbaar zijn geworden voor verweerder op het moment dat eisers hun memorie van grieven indienen, en dat er geen tijdige ingebrekestelling heeft plaatsgevonden. Dit oordeel wordt door de Hoge Raad bevestigd. De Hoge Raad oordeelt dat de klachtplicht uit artikel 6:89 BW ook geldt voor afzonderlijke vennoten van een v.o.f. en dat eisers niet hebben aangetoond dat zij tijdig hebben geklaagd over de gebreken. De Hoge Raad vernietigt het bestreden arrest en bevestigt de beslissing van het hof.