ECLI:NL:PHR:2012:BV6666
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. L. Plas
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak verdachte wegens onduidelijkheid over schorsing rijbewijs
In deze zaak heeft de Hoge Raad zich gebogen over de vraag of de verdachte redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs geschorst was. De verdachte was op 10 november 2006 in Utrecht betrapt op het besturen van een motorrijtuig terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs geschorst was. Het Hof had vastgesteld dat een aangetekende brief van het CBR naar het GBA-adres van de verdachte was verzonden, maar retour was gekomen met de mededeling 'niet afgehaald'. De gewone brief was niet retour gekomen. Het Hof sprak de verdachte vrij, omdat het niet bewezen kon worden dat hij op de hoogte was van de schorsing van zijn rijbewijs.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat uit het enkele feit dat de gewone brief niet retour was gekomen, kon worden afgeleid dat de verdachte redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs geschorst was. De Hoge Raad benadrukte dat er zwaardere eisen worden gesteld aan de conclusie dat iemand 'redelijkerwijs moet weten' dat zijn rijbewijs geschorst is. De enkele omstandigheid dat de verdachte kennis had kunnen nemen van de aangetekende brief, maar dit niet heeft gedaan, betekent niet dat dit voor zijn risico moet komen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal was dat het beroep in cassatie moest worden verworpen, omdat het Hof niet onbegrijpelijk had geoordeeld. De Hoge Raad bevestigde deze conclusie en wees de zaak terug naar het Hof voor verdere beoordeling.