1. De feiten zijn, voor zover niet anders aangegeven, ontleend aan de rov. 1.1. t/m 1.5 van het tussenvonnis d.d. 3 april 2002 van de rechtbank 's-Gravenhage en rov. 2 van het tussenarrest d.d. 31 oktober 2007 van het hof 's-Gravenhage.
2. De koopovereenkomst is in eerste aanleg als productie 4 bij de conclusie van antwoord in oppositie tevens akten houdende vermeerdering van eis in het geding gebracht.
3. De brieven zijn in eerste aanleg in het geding gebracht als productie 6 resp. 7 bij conclusie van antwoord in oppositie tevens akten houdende vermeerdering van eis.
4. De brief is in eerste aanleg in het geding gebracht als productie 1 bij conclusie van antwoord in oppositie tevens akten houdende vermeerdering van eis.
5 Het rapport is in eerste aanleg in het geding gebracht als productie 3 bij conclusie van antwoord in oppositie tevens akten houdende vermeerdering van eis.
6. Zie blz. 2, tweede alinea, van het proces-verbaal van de op 20 december 2007 bij het hof 's-Gravenhage gehouden zitting.
7. Dit verweer is door [eiser] c.s. slechts in zeer algemene bewoordingen gevoerd. Op enkele plaatsen hebben zij opgemerkt dat [verweerder] c.s. pas na een jaar (na het betrekken van de woning) met klachten over (beweerde) gebreken zijn gekomen; zie bijvoorbeeld de verzetdagvaarding, sub 8; de conclusie van repliek in oppositie, sub 11; de memorie van antwoord, sub 4.
8. HR 29 juni 2007, LJN AZ7617, NJ 2008, 606, m.nt. J. Hijma, AA 2008, blz. 362 e.v., m.nt. T. Hartlief. Het in dit arrest aan de orde zijnde geval, vertoont in een aantal opzichten overeenstemming met het onderhavige geval. In het in het arrest aan de orde zijnde geval was er ook sprake van een vochtprobleem: een houten topschot op een buitenmuur van een door [A] eind 1999 in eigendom verkregen, ongeveer twintig jaar oude woning was als gevolg van inwerking van vocht verrot. [A], een particulier en geen deskundige op bouwkundig vlak, stelde dat naar aanleiding van een in zijn opdracht uitgevoerde schilderopdracht in het voorjaar van 2001 vast. Hij liet een en ander in september van dat jaar door een deskundige onderzoeken. In het door deze deskundige opgemaakte rapport werd bevestigd dat het houten topschot verrot was. Direct na ontvangst van het rapport stelde [A] [B], de verkoper, van de bevindingen van deskundige op de hoogte.
9. Zie het proces-verbaal van de comparitie, sub 4.
10. Over die stap verklaart [verweerster 2] ter aangehaalde plaatse: "Iedere keer kwam er een gebrek bij. Wij hadden hiervoor ook een oud huis en we wisten dat we een oud huis gekocht hadden. Op een gegeven moment werden de problemen teveel en toen hebben wij in april 2000 een rapport laten opstellen door voornoemde vereniging."
11. Zie blz. 7 van productie 3 bij conclusie van antwoord in oppositie tevens akten houdende vermeerdering van eis
12. HR 25 maart 2011, LJN BP8991, RvdW 2011, 419, AA 2011, m.nt. W.H. Boom, blz. 810 e.v. Aan het slot van rov. 3.3.2 overweegt de Hoge Raad: "Bij dit alles is in belangrijke mate mede bepalend (.....) in hoeverre belangen van de koper al dan niet zijn geschaad. Als die belangen niet zijn geschaad, zal er niet spoedig voldoende reden zijn de koper een gebrek aan voortvarendheid te verwijten. In dit verband kan de ernst van de tekortkoming meebrengen dat een nalatigheid van de koper hem niet kan worden tegengeworpen." Aan het arrest schenken aandacht: M. van Rossum, NJB 2011, blz. 1259 e.v.; Y.A Rampersad en J.A. van der Weide, MvV, nr. 12, blz. 320 e.v. Zie verder nog J.J. Dammingh, De klachtplicht van de koper in het licht van recente rechtspraak, WPNR 2012 (6915), blz. 51-61.
13. Zie voetnoot 7.