ECLI:NL:PHR:2012:BV8280
Parket bij de Hoge Raad
- M.J. Borgers
- H.A. Demeersseman
- Mr. Hofstee
- Rechtspraak.nl
Verduistering en de betekenis van toebehoren in strafrechtelijke context
In deze zaak heeft de Hoge Raad zich gebogen over de vraag of er sprake was van verduistering in de zin van artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte was vrijgesproken door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van het medeplegen van oplichting en verduistering. Het Hof oordeelde dat de geldbedragen die door de kopers aan de verdachte waren overgemaakt, na ontvangst niet meer voor wederrechtelijke toe-eigening vatbaar waren. Dit oordeel was gebaseerd op de opvatting dat de ontvangen koopsom na betaling tot het vermogen van de verkoper was gaan behoren, ongeacht het feit dat de tegenprestatie - de levering van de dvd's - niet was nagekomen.
De Hoge Raad herhaalt in zijn arrest relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en stelt dat de betekenis van juridische termen in een civielrechtelijke context niet zonder meer gelijkgesteld kan worden aan de betekenis in een strafrechtelijke context. De Hoge Raad concludeert dat de geldbedragen in strafrechtelijke zin nog aan de kopers toebehoorden, ondanks de civielrechtelijke eigendomsoverdracht. Dit betekent dat de verdachte zich de ontvangen bedragen wederrechtelijk had kunnen toe-eigenen, wat in strijd is met de wet.
De conclusie van de Advocaat-Generaal was dat het Hof onterecht had geoordeeld dat de geldbedragen niet meer voor toe-eigening vatbaar waren. De Hoge Raad oordeelt dat het middel slaagt en vernietigt het bestreden arrest, waarbij de zaak wordt terugverwezen naar het Hof voor herbehandeling. Dit arrest benadrukt het belang van de context waarin juridische termen worden gebruikt en de noodzaak om de strafrechtelijke betekenis van 'toebehoren' en 'wederrechtelijk' goed te begrijpen.