ECLI:NL:PHR:2012:BV8283
Parket bij de Hoge Raad
- H.A. Demeersseman
- Mr. Hofstee
- Rechtspraak.nl
Verduistering en de betekenis van toebehoren in strafrechtelijke context
In deze zaak heeft de Hoge Raad zich gebogen over de vraag of er sprake was van verduistering in de zin van artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte was door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch vrijgesproken van het medeplegen van oplichting en verduistering. Het Hof oordeelde dat de geldbedragen die door de kopers aan de verdachte waren overgemaakt, na ontvangst niet meer voor wederrechtelijke toe-eigening vatbaar waren. Dit oordeel was gebaseerd op de opvatting dat de ontvangen koopsom na betaling tot het vermogen van de verkoper was gaan behoren, ongeacht het feit dat de tegenprestatie - de levering van de dvd's - niet was nagekomen.
De Hoge Raad herhaalt in zijn arrest relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en stelt dat de betekenis van juridische termen in een civielrechtelijke context niet altijd gelijk is aan die in een strafrechtelijke context. De Hoge Raad benadrukt dat het strafrecht een autonoom karakter heeft en dat de betekenis van 'toebehoren aan een ander' in het kader van verduistering niet zonder meer gelijkgesteld kan worden aan civielrechtelijk eigendom. De Hoge Raad concludeert dat, ook al is een geldbedrag in civielrechtelijke zin in eigendom overgegaan aan de verkoper, dit niet betekent dat het geld niet meer vatbaar is voor wederrechtelijke toe-eigening in het kader van verduistering.
De conclusie van de Advocaat-Generaal was dat het Hof onterecht had geoordeeld dat de geldbedragen niet meer voor toe-eigening vatbaar waren. De Hoge Raad oordeelt dat het middel slaagt en vernietigt het bestreden arrest, waarbij de zaak wordt terugverwezen naar het Hof voor herbehandeling. Dit arrest benadrukt de noodzaak om de strafrechtelijke en civielrechtelijke contexten van juridische termen zorgvuldig te onderscheiden, vooral in zaken die betrekking hebben op verduistering.