ECLI:NL:PHR:2012:BV9064
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Vellinga
- Rechtspraak.nl
Verduistering en heling van telecommunicatiecredits in het strafrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad zich gebogen over de vraag of de term 'credit' in de context van telecommunicatiediensten kan worden aangemerkt als een goed dat vatbaar is voor verduistering en heling. De verdachte was door het Gerechtshof te 's-Gravenhage veroordeeld voor opzetheling en kreeg een taakstraf opgelegd. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet was gewezen op haar recht op rechtsbijstand voorafgaand aan het politieverhoor, maar het Hof oordeelde dat de verdachte niet was aangehouden en dat het Salduz-verweer niet opging. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en stelde dat de rechtspraak van het EHRM niet zonder meer van toepassing is op niet-aangehouden verdachten.
De Hoge Raad oordeelde dat de term 'credit' in de economische betekenis moet worden opgevat, wat betekent dat het kan worden gekwalificeerd als een goed dat kan worden verduisterd. De verdediging stelde dat er geen bewijs was dat de medeverdachte de credits door misdrijf had verkregen, maar de Hoge Raad wees erop dat de medeverdachte de credits had aangeschaft op kosten van een stichting zonder toestemming, wat verduistering opleverde. De Hoge Raad concludeerde dat de middelen van de verdediging faalden en dat er geen gronden waren om de uitspraak van het Hof te vernietigen. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekte tot verwerping van het beroep.