ECLI:NL:PHR:2012:BV9188

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
8 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/05017
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • M. Vellinga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van een ambtenaar in functie door verdachte met kwetsende uitlatingen

In deze zaak heeft de Hoge Raad zich gebogen over de vraag of de uitlating van de verdachte, "jij bent een mierenneuker", als belediging kan worden aangemerkt onder artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte werd beschuldigd van het beledigen van een ambtenaar, in dit geval een surveillant van de politie, tijdens de rechtmatige uitoefening van diens functie. De feiten van de zaak dateren van 25 februari 2010, toen de verdachte in Enschede door de politie werd aangesproken vanwege overlast. Tijdens de confrontatie met de politie, nadat een blikje bier door de agent was afgepakt, deed de verdachte de beledigende uitlating in het bijzijn van meerdere getuigen.

Het Hof had eerder geoordeeld dat de context van de uitlating van belang was voor de beoordeling of deze als beledigend moest worden aangemerkt. De verdediging voerde aan dat de woorden van de verdachte niet bedoeld waren om de agent te beledigen, maar dat het Hof onvoldoende had gemotiveerd waarom de uitlating in deze context als beledigend moest worden beschouwd. De Hoge Raad herhaalde echter dat de beoordeling van belediging afhankelijk is van de context waarin de woorden zijn gebezigd. In dit geval was de uitlating gedaan in het bijzijn van publiek en gericht aan een ambtenaar in functie, wat de beledigende strekking versterkte.

De Hoge Raad concludeerde dat het Hof terecht had geoordeeld dat de uitlating van de verdachte beledigend was en dat de verdediging niet had aangetoond dat het Hof onterecht had geoordeeld. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep van de verdachte, waarmee de eerdere uitspraak van het Hof in stand bleef. De zaak benadrukt het belang van context bij de beoordeling van beledigende uitlatingen en de bescherming van ambtenaren in hun functie.

Conclusie

Nr. 10/05017
Mr. Vellinga
Zitting: 7 februari 2012
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. Het Gerechtshof te Arnhem heeft de verdachte ter zake van "Eenvoudige belediging, aangedaan aan een ambtenaar, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening" strafbaar verklaard doch bepaald dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
2. Namens verdachte heeft mr. D. Greven, advocaat te Almelo, twee middelen van cassatie voorgesteld.
3. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"Hij op 25 februari 2010, in de gemeente Enschede, opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten de surveillant van politie Twente, genaamd [verbalisant 2], gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Jij bent een mierenneuker"."
4. Deze bewezenverklaring berust op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een in wettelijke vorm door [verbalisant 1], hoofdagent van politie, en [verbalisant 2], surveillant van politie, opgemaakt proces-verbaal, genummerd 2010017180-2, gesloten en getekend op 25 februari 2010 te Enschede, als bijlage gevoegd bij het stamproces-verbaal, voor zover inhoudende de bevindingen van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op donderdag 25 februari 2010 omstreeks 14:00 uur werden wij verbalisanten, [verbalisant 1 en 2], op de winkeltelefoon gebeld. Ik, verbalisant [verbalisant 1], hoorde dat de beller zei dat hij een medewerker was van de [A] garage. Hij gaf aan dat er op dat moment drie zwervers in de grote hal van de Twentec stonden en overlast veroorzaakten.
Hierop zijn wij naar de Twentec gegaan en troffen aldaar een viertal mannen aan. Wij herkenden drie van deze mannen als de voor ons ambtshalve bekende [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [verdachte]. Wij hebben [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [verdachte] verzocht om weg te gaan. Op dat moment zag ik, verbalisant [verbalisant 1], dat [verdachte] een geopend blikje bier pakte en deze mee wilde nemen naar buiten. Ik heb toen het blikje bier afgepakt en heb tegen [verdachte] medegedeeld dat hij het blikje bier niet mocht meenemen.
Op het moment dat wij in ons dienstvoertuig wilden stappen hoorde ik, verbalisant [verbalisant 2], dat [verdachte] tegen mij zei: "jij bent een mierenneuker". Op het moment dat [verdachte] dit tegen mij zei, stonden er meerdere personen op straat die meekregen wat [verdachte] tegen mij zei. Ik, verbalisant [verbalisant 2], voelde mij op dat moment in mijn goede naam en eer aangetast.
2. Een in wettelijke vorm door [verbalisant 3], hoofdagent van politie, opgemaakt proces-verbaal, genummerd 2010017180-3, gesloten en getekend op 25 februari 2010 te Enschede, als bijlage gevoegd bij het stamproces-verbaal, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik zit hier omdat ik ben aangehouden voor belediging van een ambtenaar in functie. Ik zou uw collega's mierenneukers hebben genoemd. Dit kan ik bevestigen.
Vandaag, op 25 februari 2010, stond ik naast de Albert Heijn met een aantal jongens. Dit waren [betrokkene 1] en [betrokkene 2]. Ik stond half binnen, half buiten de ingang van de parkeergarage gelegen naast de Albert Heijn aan het Hendrik Jan van Heekplein 63 te Enschede. Hier werd ik aangesproken door uw collega's. Ik werd daar naar buiten gestuurd. Binnen stond een geopend blikje bier. Deze wilde ik meenemen om vervolgens het blikje bier in de afvalbak te gooien. Dit werd mij door uw collega afgepakt. De politieagent gooide het bier zelf weg en liep vervolgens weg. Toen ze wegliepen, riep ik dat de mannelijke agent een mierenneuker was. Ik vond hem heel kinderachtig. Ik geef toe dat ik heb geroepen dat hij een mierenneuker was."
5. Het bestreden arrest houdt voorts onder het hoofdje "Overweging met betrekking tot het bewijs" in:
"De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. Hij heeft hiertoe primair aangevoerd dat, gelet op de context waarin de uitlating is gedaan, er geen sprake is van een belediging. De uitlating van verdachte had niet tot doel de agent te beledigen. De raadsman heeft subsidiair aangevoerd dat het opzet van verdachte niet gericht was op het beledigen van de agent
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Daarbij overweegt het hof in het bijzonder dat verdachte, nadat het blikje bier door de agent [verbalisant 2] werd afgepakt dat verdachte in de hand had, kennelijk de bedoeling had om de agent door middel van de woorden "jij bent een mierenneuker" beledigend toe te spreken.
Naar het oordeel van het hof houden deze door verdachte gebruikte woorden in de geschetste context een negatief en kwetsend oordeel in over de persoon van de agent. Het verweer wordt verworpen."
6. Het eerste middel klaagt over 's Hofs oordeel dat de door de verdachte gebezigde woorden "jij bent een mierenneuker" in de geschetste context een negatief en kwetsend oordeel inhouden over de persoon van de agent, en derhalve beledigend zijn.
7. In de toelichting op het middel wordt aangevoerd dat het Hof nader had moeten motiveren waarom de woorden "Jij bent een mierenneuker" niet alleen negatief maar ook kwetsend zouden zijn, nu het de vraag is of met betrekking tot genoemde uitlating in het algemeen kan worden gesproken van een aantasting in de eer en goede naam. Naar de inschatting van de steller van het middel zal de meerderheid van de Nederlandse bevolking zich niet gekwetst voelen indien zij, na het verrichten van een in de ogen van bepaalde personen kinderachtige handeling, genoemde uitlating in het openbaar te horen krijgt.
8. Bij de beoordeling van het middel dient het volgende vooropgesteld te worden. Indien, zoals in het onderhavige geval, het gaat om een belediging die iemand mondeling in zijn tegenwoordigheid is aangedaan, moet een uitlating als beledigend worden beschouwd wanneer zij de strekking heeft die ander aan te randen in zijn eer en goede naam. Het oordeel dat daarvan sprake is zal bij woorden waarvan het gebruik op zichzelf in het algemeen niet beledigend is, afhangen van de context waarin de uitlating is gedaan.(1)
9. De door het Hof gebezigde bewijsmiddelen houden in dat:
- verdachte door de verbalisanten [verbalisant 1 en 2] wegens het veroorzaken van overlast werd verzocht om weg te gaan uit de hal van een parkeergarage waarin hij zich met twee anderen bevond;
- verbalisante [verbalisant 1] zag dat verdachte een geopend blikje bier pakte en dit blikje mee naar buiten wilde nemen;
- verbalisante [verbalisant 1] het blikje bier van de verdachte heeft afgepakt en aan de verdachte heeft medegedeeld dat hij het blikje bier niet mocht meenemen;
- verbalisant [verbalisant 2], op het moment dat hij en verbalisant [verbalisant 1] in hun dienstvoertuig wilden stappen, hoorde dat verdachte tegen hem zei: "jij bent een mierenneuker";
- op het moment waarop verdachte genoemde uitlating jegens verbalisant [verbalisant 2] deed, er meerdere mensen op straat stonden die meekregen wat verdachte tegen [verbalisant 2] zei;
- verbalisant [verbalisant 2] zich op dat moment in zijn eer en goede naam aangetast voelde.
10. In het licht van genoemde uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkende omstandigheden waaronder de uitlating is gedaan, te weten in aanwezigheid van meerdere mensen die de uitlating konden horen, jegens een verbalisant als drager van openbaar gezag ter zake van de uitoefening van diens functie, geeft 's Hofs oordeel dat de gebezigde uitlating "Jij bent een mierenneuker" de strekking had degene tot wie zij was gericht in diens eer en goede naam aan te tasten, en de uitlating derhalve beledigend is, geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is dat oordeel evenmin onbegrijpelijk.(2) Daarbij neem ik in aanmerking dat de gebezigde uitlating, gezien de daarin vervatte verwijzing naar "neuken" een negatievere connotatie heeft dan "pietlut", een woord dat in de grote Van Dale naast "haarklover, kommaneuker, muggenzifter" als synoniem van mierenneuker wordt opgegeven.(3)
11. Het middel faalt.
12. Het tweede middel klaagt over ontoereikende motivering van 's Hofs oordeel dat verdachte kennelijk de bedoeling had om de agent door het bezigen van de uitlating "jij bent een mierenneuker" beledigend toe te spreken.
13. Gelet op het beledigende karakter van bedoelde uitlating in het onderhavige geval is het oordeel van het Hof niet onbegrijpelijk en behoeft het geen nadere motivering, ook al zou de verdachte, zoals in de toelichting op het middel wordt gesteld, de bedoeling hebben gehad zijn onvrede over de handelwijze van de verbalisant tot uitdrukking te brengen. Beledigen kan immers een vorm zijn waarin onvrede tot uitdrukking wordt gebracht. Overigens is namens de verdachte ter terechtzitting van het Hof niet aangevoerd dat verdachte met bedoelde uitlating beoogde zijn onvrede over de handelwijze van de verbalisant tot uitdrukking te brengen.
14. Voor de goede orde merk ik nog op dat het Hof blijkens de gebezigde bewijsmiddelen kennelijk bij vergissing overweegt dat het blikje bier door de agent [verbalisant 2] (het slachtoffer van de belediging) van verdachte was afgepakt in plaats van door verbalisante [verbalisant 1]. Deze kennelijke vergissing, die door de Hoge Raad kan worden hersteld, doet aan het voorgaande niet toe of af.
15. Het middel faalt.
16. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Zie o.a. HR 22 december 2009, LJN BK3366, NJ 2010, 672, m.nt. Y. Buruma, rov. 2.5, HR 22 december 2009, LJN BJ9796, NJ 2010, 671, m.nt. Y. Buruma, rov. 2.4, HR 6 januari 2004, LJN AN8498, NJ 2004, 201, rov. 3.4 en HR 19 december 2000, LJN AA9745, NJ 2001, 101, rov. 3.3.
2 Vgl. HR 22 december 2009, LJN BJ9796, NJ 2010, 671, m.nt. Y. Buruma, waarin de uitlating "Wat moet je nou, mafkees" tegen een verbalisant in tegenwoordigheid van veel winkelend publiek was gedaan.
3 Zie in dit verband HR 22 september 2009, LJN BI5623, NJ 2009, 466. Zie voor een geval waarin de verdachte met zijn uitlatingen de integriteit van die agent van politie in twijfel trok ten overstaan van het aanwezige publiek HR 24 januari 2012, LJN BT7085.