ECLI:NL:PHR:2012:BV9197

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
17 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/01031
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Vellinga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het cassatieberoep in strafzaken met betrekking tot overtredingen van de Leerplichtwet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 april 2012 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep van een verdachte die door het Gerechtshof te Amsterdam was veroordeeld tot een geldboete van € 250,- wegens overtreding van de Leerplichtwet 1969. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld, maar de Hoge Raad oordeelde dat de verdachte niet-ontvankelijk kon worden verklaard in het cassatieberoep op basis van artikel 427, tweede lid, sub b van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel stelt dat in gevallen van veroordelingen tot een geldboete van minder dan € 500,- de verdachte niet in haar beroep in cassatie kan worden ontvangen.

De zaak had samenhang met andere zaken, genummerd 11/01032 en 11/01034, waarin ook conclusies werden getrokken. De advocaat van de verdachte, mr. P. Lesquillier, had twee middelen van cassatie voorgesteld, maar de Hoge Raad concludeerde dat de ontvankelijkheid van het cassatieberoep niet kon worden vastgesteld. De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder cassatieberoepen in strafzaken kunnen worden ingediend, vooral in gevallen van relatief lage geldboetes.

De conclusie van de Advocaat-Generaal was dat de verdachte niet-ontvankelijk moest worden verklaard in het cassatieberoep, wat door de Hoge Raad werd overgenomen. Deze uitspraak heeft implicaties voor toekomstige zaken waarin verdachten worden veroordeeld tot geldboetes onder de € 500,- en roept vragen op over de toegang tot rechtsmiddelen in dergelijke gevallen.

Conclusie

Nr. 11/01031
Mr. Vellinga
Zitting: 7 februari 2012
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. Verdachte is door het Gerechtshof te Amsterdam wegens "overtreding van het bepaalde bij artikel 2, eerste lid, van de Leerplichtwet 1969" veroordeeld tot een geldboete van € 250,- subsidiair 5 dagen hechtenis.
2. Er bestaat samenhang tussen de zaken met de nummers 11/01031, 11/01032 en 11/01034. In al deze zaken zal ik vandaag concluderen.
3. Namens verdachte heeft mr. P. Lesquillier, advocaat te Utrecht, twee middelen van cassatie voorgesteld.
4. Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het onderhavige cassatieberoep merk ik het volgende op. Het Hof heeft de verdachte ter zake van een overtreding veroordeeld tot een geldboete van € 250,-. De verdachte kan dan ook, gelet op het bepaalde in art. 427, tweede lid, sub b Sv, niet in het beroep in cassatie worden ontvangen.(1)
5. Deze conclusie strekt ertoe dat verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 A.J.A. van Dorst, Cassatie in strafzaken, Kluwer 2009, zesde druk, p. 49.